Belichtingscorrectie
Via belichtingscorrectie kan de door de camera geselecteerde
belichtingswaarde gewijzigd worden om foto's lichter of donkerder
te maken.
–1 LW
1
Geef de opties voor belichtingscorrectie weer.
Druk op 2 (E) om opties voor
belichtingscorrectie weer te geven.
2
Kies een waarde.
Gebruik de multi-selector om uit
t
waarden tussen –3 LW (onderbelichting)
en +3 LW (overbelichting) in stappen van
LW te kiezen. In het algemeen zullen
/
1
3
positieve waarden het beeld lichter
maken, terwijl negatieve waarden het
onderwerp donkerder maken.
De normale belichting kan worden hersteld door de
belichtingscorrectie in te stellen op ±0. Met uitzondering van de
automatische stand wordt belichtingscorrectie niet hersteld
wanneer de camera wordt uitgeschakeld.
A
Belichtingscorrectie
Belichtingscorrectie werkt het beste in combinatie met centrumgerichte
meting of spotmeting (0 128).
A
Een flitser gebruiken
Bij gebruik met een flitser, heeft belichtingscorrectie zowel invloed op de
achtergrondbelichting als de flitssterkte.
68
Geen correctie
+1 LW