11.3 Uitvoering met gaslekbeveiliging,
regeling H/L (uitvoering 010)
11.3.1 Technische gegevens
Beveiligingsautomaat:
Aansluitspanning:
Min. noodzakelijke ionisatie-stroom:
Reactietijd vlambeveiliging:
Begrenzingstijd:
Gaslekbeveiligingsautomaat:
Boring aansteekbrander inspuiter:
Boring hoofdbrander inspuiters:
Branderdrukinstelling hoofdbranders:
- vollast:
- deellast:
Branderdrukinstelling aansteekbrander: 18,0 mbar.
11.3.2 In bedrijf stellen 5 t/m 13 leden
1. Controleer de gasaansluitingen.
2. Controleer de elektrische aansluitingen, fase-nul-
aarde.
3. Controleer het waterniveau.
4. Schakel de circulatiepomp in en controleer de mon-
tagestand en draairichting.
5. Open de gashoofdkraan (gasleiding ontluchten).
6. Schakel de elektrische voeding naar de ketel in.
7. Stel de thermostaten in op een hoge temperatuur
(ca. 85°C). Schakel (indien aanwezig) de bedrijfs-
schakelaar op het bedieningspaneel in.
8. De rookgasklep (indien aanwezig) opent.
Controleer de stand van deze klep.
9. Het volgende zal nu plaatsvinden:
Door een membraanpomp vormt zich een overdruk
tussen de beveiligingsafsluiters VA1 en VA2, die zich
in het gasmultiblok MB bevinden. Wordt een overdruk
van ca. 30 mbar t.o.v. de gasvoordruk binnen de test-
tijd van 27 sec. bereikt, dan zal de gaslekcontroleau-
tomaat de spanning naar de beveiligings-automaat
vrijgeven. De schakelwals van de beveili-
gingsautomaat gaat draaien.
Na een wachttijd van 72,5 sec. volgt de voorontste-
king (2,5 sec.), waarna de aansteekgasklep MK
opent. Het aansteekgas ontsteekt. Bij voldoende
vlamsignaal (min. 6 µA) schakelt na 5 sec. de ont-
steking uit. Na 10 sec. opent het gasmultiblok, waar-
na de aansteekvlam het hoofdgas ontsteekt.
Het gehele branderbed brandt nu.
De aansteekbrander wordt uitgeschakeld.
De ketel is nu in bedrijf.
Na ca. 3 min. wordt de regeling naar vollast vrijge-
geven.
10. De ketel enige minuten laten branden, zodat de nog
aanwezige lucht in de gasleiding kan ontsnappen.
11. Stel de vereiste vollastbranderdruk (10,8 mbar) in
d.m.v. de gasdrukregelaar op het gasmultiblok (zie
afb. 24 Gasmultiblok, nr. a). Voor de lage vlam de
deellast branderdruk op 3,9 mbar instellen d.m.v. de
instelring op het gasmultiblok (afb. 24 Gasmultiblok,
nr. c). Hiervoor schroef (nr. b) enkele slagen los-
draaien.
fabrikaat L & G
230V-50 Hz
6 µA
1 sec.
5 sec.
fabrikaat Dungs
Ø 0,8 mm
Ø 3,2 mm
10,8 mbar
3,9 mbar
Afb. 24 Gasmultiblok
12. Controleer de werking van de thermostaten en stel
13. a. Laat de ketel op vollast branden. Stel de min. gas-
25
deze op de juiste waarde in. De maximaalthermo-
staat werkt vergrendelend (110°C).
drukschakelaar LD1 als volgt af:
Sluit een drukmeter aan op meetpunt LD1. Door
het langzaam dichtdraaien van de gashoofdkraan
de gasdruk laten dalen tot 6,0 mbar. Hierbij mag
geen CO worden gevormd. De instelschijf van de
drukschakelaar LD1 langzaam verdraaien tot de
drukbewaking ingrijpt: De ketel vergrendelt en de
signaallamp 'min-gasdruk' brandt. De installatie
ontgrendelen d.m.v. de ontgrendelknop (DK).
b. Laat de ketel op vollast branden. Stel de max.
gasdrukschakelaar HD als volgt af:
Sluit een drukmeter aan op meetpunt HD. Verhoog
de branderdruk (d.m.v. gasdrukregelaar) tot 13,0
mbar. Hierbij mag geen CO worden gevormd. De
instelschijf van de drukschakelaar HD langzaam
verdraaien tot de drukbewaking ingrijpt. De ketel
vergrendelt en de signaallamp 'max-gasdruk'
brandt. De installatie ontgrendelen d.m.v. de ont-
grendeldrukknop (DK). Hierna de branderdruk
weer op de vereiste waarde instellen.