Setup-programma
> Druk op het symbool «Borduurinstellingen».
> Druk op het symbool «Afhechtsteken aan/uit».
> Zet de schakelaar rechtsboven op «0» om afhechtsteken aan het begin uit te schakelen.
> Zet de schakelaar rechtsboven op «I» om afhechtsteken aan het begin in te schakelen.
> Zet de schakelaar rechtsboven op «0» om afhechtsteken aan het einde uit te schakelen.
> Zet de schakelaar rechtsboven op «I» om afhechtsteken aan het einde in te schakelen.
Automatisch afsnijden van de draad instellen
De instellingen voor het afsnijden van het garen kunnen individueel worden aangepast. Schakel het afsnijden
van de draad na het verwisselen van een garenkleur uit (1) of pas de lengte van de sprongsteek aan (3). De
machine zal de sprongsteken vanaf de ingestelde lengte afsnijden. Stel eerst in op welke lengte de
verbindingssteken moeten worden afgesneden en selecteer vervolgens de steek.
De lengte van de sprongsteek kan van 1 mm tot 15 mm worden ingesteld, de basisinstelling ligt bij
6 mm. Dit betekent, dat alle verbindingssteken die langer dan 6 mm zijn, automatisch worden
afgesneden. Als de waarde op 1 mm wordt ingesteld, wordt de draad vaker afgesneden, de borduurtijd
wordt langer en aan de onderkant van de stof zijn meer losse draadjes zichtbaar mits bovendien de
functie Draadverwijdering is geactiveerd. Aan de bovenkant van de stof zijn dan geen of uitsluitend zeer
korte sprongsteken zichtbaar, wat een prachtig borduurresultaat tot gevolg heeft. Het is vooral raadzaam
om bij het borduren van tekst het afsnijden naar 1 mm te reduceren, omdat hierbij vaak vele korte
sprongsteken ontstaan. Wanneer beide kanten van het borduurmotief zichtbaar zijn kan het van
voordeel zijn om de lengte van het afsnijden niet te zeer te verminderen, zodat aan de onderkant niet te
veel losse draadjes zitten, die tijdens het borduurproces worden vastgenaaid en moeilijk te verwijderen
zijn.
> Druk op het symbool «Home».
> Druk op het symbool «Setup-programma».
52
– Als een borduurmotief geprogrammeerde afhechtsteken heeft, worden deze genaaid.
– Als een borduurmotief geen geprogrammeerde afhechtsteken heeft, worden geen afhechtsteken
genaaid.
– Als een borduurmotief geprogrammeerde afhechtsteken heeft, worden deze genaaid.
– Als een borduurmotief geen geprogrammeerde afhechtsteken heeft, worden afhechtsteken
toegevoegd en genaaid.
– Als een borduurmotief geprogrammeerde afhechtsteken heeft, worden deze genaaid.
– Als een borduurmotief geen geprogrammeerde afhechtsteken heeft, worden geen afhechtsteken
genaaid.
– Als een borduurmotief geprogrammeerde afhechtsteken heeft, worden deze genaaid.
– Als een borduurmotief geen geprogrammeerde afhechtsteken heeft, worden afhechtsteken
toegevoegd en genaaid.