• Voor meer informatie over de beschikbare papiertypen, zie Pag. 53 "Specificaties papiertype".
De envelopinstellingen configureren in het bedieningspaneel
Als u afdrukt op enveloppen, plaats de enveloppen dan in de handinvoer of lade 1 en volg
onderstaande procedure voor het opgeven van enveloptype en -dikte.
Druk op de toets [Menu] en selecteer de instellingen met de toets [ ] of [ ].
1.
Selecteer [Papierinvoer]
2.
Selecteer een formaat bij [Papierformaat]
3.
Selecteer het envelopformaat
4.
Selecteer een papiersoort bij [Papiertype]
5.
Selecteer [Envelop]
• Voor meer informatie over de typen enveloppen die in de verschillende laden kunnen worden
geplaatst, zie Pag. 50 "Specificaties papierformaat" en Pag. 53 "Specificaties papiertype".
• Voor meer informatie over het plaatsen van enveloppen, zie Pag. 36 "Enveloppen plaatsen".
• Configureer de papierinstellingen op de goede manier met zowel het printerstuurprogramma als
het bedieningspaneel. Voor meer informatie over het instellen van de printerinstellingen, zie
Pag. 43 "Enveloppen afdrukken met Windows (PCL 6/PostScript 3)", Pag. 44 "Enveloppen
afdrukken met Windows (PCL 5c)" of Pag. 45 "Enveloppen afdrukken met OS X en Mac OS".
Druk op de toets [OK].
Druk op de toets [OK].
Druk op de toets [OK].
Druk op de toets [OK].
Druk op de toets [OK].
Papierinstellingen
49