Stap 3 Het beeld kadreren
1
Houd de camera goed stil.
• Houd vingers en andere voorwerpen uit de buurt van het objectief, de flitser,
de AF-hulpverlichting, de microfoon en de luidspreker.
2
Kadreer het beeld.
C
Zoeker
Door op de x knop te drukken, kunt u opnamen maken terwijl u door de zoeker
(A9) kijkt.
C
Een statief gebruiken
• In de volgende situaties adviseren we een statief te gebruiken om de camera te
stabliseren.
- Bij het fotograferen op een donkere plaats met de flitser omlaag of een
opnamestand met uitgeschakelde flitser
- Bij het gebruik van de telestand
• Wanneer van een statief gebruik wordt gemaakt om de camera tijdens opname te
stabilseren, stelt u de Vibratiereductie (A95) in het setup-menu in op Uit om
eventuele fouten door deze functie te voorkomen.
32
25m 0s
25m 0s
25m 0s
1/250
1/250
F5.6
F5.6
840
840