11 Bij storing
Tab.88
Lijst van branderstoringen
Storingen
De brander start niet.
De motor start niet.
Mechanische geluiden.
Geen ontstekingsvonk
De regeleenheid schakelt in de veiligheidsmodus (rode
led brandt continu).
86
Controleer of het rookgascircuit een correcte verbranding mogelijk
maakt.
Beschrijving
Geen spanning: branderdefect.
Reset de veiligheidsthermostaat.
Controleer de zekeringen en de schakelaars.
Verhoog het setpunt van de thermostaten of de regelaar (instellen
boven de keteltemperatuur).
Geen geleiding tussen L1 en T1: Groene led op de regeleenheid is
uit terwijl er een thermostaatvraag is.
Controleer de thermostatische lus tussen L1 en T1
Vervang de branderautomaat.
Motor defect.
Vervang de motor.
Defecte condensator.
Vervang de condensator.
Motorlagers beschadigd.
Vervang de motor.
Wrijving op de turbine.
Controleer de positie ervan.
Kortsluiting op ontstekingselektroden.
Stel de afstand tussen de ontstekingselektroden af.
Ontstekingselektrodes te ver uit elkaar.
Stel de afstand tussen de ontstekingselektroden af.
Elektroden vuil, nat.
Reinig of vervang de ontstekingselektroden.
Elektrodekabels niet goed aangesloten.
Controleer de aansluitingen.
Isolatie op de ontstekingselektroden defect.
Vervang de ontstekingselektroden.
Ontstekingselektrodekabels defect.
Vervang de ontstekingskabels.
Ontstekingstrafo defect.
Vervang de ontstekingstrafo.
Vlamdetectiecel verstopt.
Reinig de cel.
Vlam uitgeblazen.
Corrigeer de afstelling van de brander.
Vervang de verstuiver.
Ontstekingskabels of vlamdetectiecel defect.
Vervang de ontstekingskabels of de vlamdetectiecel.
Geen olie.
7755005 - v01 - 28012020