Afb.66
7755005 - v01 - 28012020
7. Verwijder de convectieversnellers.
8. Borstel de rookkanalen zorgvuldig schoon met behulp van de
daarvoor bijgeleverde reinigingsborstel.
9. Borstel de verbrandingskamer schoon.
10. Verwijder het roet onderin de rookkanalen en in de vuurhaard met
behulp van een stofzuiger voorzien van een mondstuk met een
diameter kleiner dan 40 mm.
11. Breng de convectieversnellers weer aan.
12. Sluit de verbrandingskamerdeur.
13. Ga voor het monteren in de omgekeerde volgorde van de demontage
te werk.
Belangrijk
Vanouds worden verwarmingsketels mechanisch gereinigd. Het is
ook mogelijk de ketels chemisch te reinigen.
13.1. Breng een chemisch reagens aan op de uitwisselingsvlakken
13.2. Ontsteek de brander nadat het product de tijd heeft gehad om
MW-2001037-1
10.3.7
Onderhoud van de brander
De brander moet eens per jaar worden gecontroleerd, gereinigd en
afgesteld.
Belangrijk
Een belangrijke verhoging van de rookgastemperatuur wijst op
een verstopping van de ketel en betekent dat deze moet worden
gereinigd.
1. Schakel de hoofdschakelaar van het verwarmingssysteem uit.
2. Koppel de brander los van de elektrische installatie.
3. Controleer de staat van de verbrandingskamer en van de
rookgascircuits.
4. Laat de schoorsteen vegen indien nodig.
5. Controleer en reinig het oliefilter.
Vervang het indien nodig.
6. Controleer de staat van de verstuiver.
7. Controleer de staat van de elektroden.
8. Controleer en reinig de bovenste en onderste luchtafvoerkanalen in
de stookruimte.
9. Reinig alle branderonderdelen.
Belangrijk
In het onderdelenmagazijn is een product verkrijgbaar voor het
reinigen van de branderkop.
10. Vervang alle defecte onderdelen.
11. Zet de brander in de bedrijfsstand.
12. Sluit de vacuümmeter en de manometer aan op de branderpomp.
13. Controleer de elektrische aansluitingen op de brander.
14. Schakel de hoofdschakelaar van de installatie in.
15. Start de brander.
16. Stel de brander af.
17. Meet de verbrandingswaarden (ketel in bedrijfsstatus).
18. Noteer de resultaten van de metingen en de vervangen onderdelen op
het controleformulier.
19. Voer een eindcontrole van de werking uit en voltooi alle controles.
in de verbrandingskamer wanneer de ketel koud is of op
bedrijfstemperatuur, afhankelijk van het gebruikte product.
in te werken.
10 Onderhoud
73