4.2.2 Elk invoerkanaal definiëren
Druk op de knop van elk invoerkanaal om de invoeropties in te stellen.
•
SCALING
De schaalwaarden zijn twee waardeparen die de ideale overdrachtskenmerken definiëren:
De maximale en minimale referentiesignaalwaarden (Reference High en Reference Low) en
de bijbehorende invoersignaalwaarden (Input High en Input Low).
•
ERROR TYPE
Selecteert hoe de afwijking van de ideale overdrachtskenmerken weergegeven moet
worden. De opties zijn:
% Span - een percentage van het invoersignaalbereik.
% Rdg - een percentage van de invoersignaalwaarde.
•
LINEARITY
De overdrachtskenmerken van het referentie- naar invoersignaal. De opties zijn:
Linear - een verhoudingsgewijze respons.
Square Root - vaak gebruikt in stroomsensors.
•
TOLERANCE
De testlimieten voor de afwijking van de overdrachtskenmerken.
4.3 Analysefunctie
Stel de invoerkanaalparameters in (raadpleeg Deel 4.2) en ga terug naar het scherm CHANNEL
SETUP.
Druk op de Startknop
Het analysevenster geeft het volgende weer:
Afbeelding 4-2: Invoeropties selecteren
.
Analysefunctie
Copyright 2014 Baker Hughes Company.
Nederlands–Gebruikershandleiding DPI611 | 41