Hoofdstuk 3. Datalogging
DASHBOARD >>
•
FILENAME
Voer de bestandnaam in (maximaal 10 karakters).
•
TRIGGER
Selecteer een van de volgende mogelijkheden:
a.
Key Press (een datapunt wordt opgeslagen telkens wanneer op de knop wordt gedrukt).
b.
Periodic (een datapunt wordt na een ingestelde periode opgeslagen).
•
PERIOD
Deze optie wordt gebruikt om de intervallen voor de periodieke datalogging in te voeren.
De datalogging-stand starten:
1.
Selecteer de juiste opties en voer een bestandnaam voor het datalogbestand in.
Opmerking: Voordat de bestandnaam wordt ingevoerd, moet eerst de bestemming
worden geselecteerd (INTERNAL of USB FLASH DRIVE)
2.
Druk op
3.2 Bediening
In de periodieke stand drukt u op 'Start Logging'
In de 'knop'-stand wordt een datapunt opgeslagen telkens wanneer de gebruiker op de knop
drukt.
Als u met de datalogging wilt stoppen, drukt u op
Het datalogging-lampje
Copyright 2014 Baker Hughes Company.
36 | Gebruikershandleiding DPI611–Nederlands
DATA LOGGING >> SETUP
Afbeelding 3-2: Instellen datalogging
.
knippert telkens om aan te geven dat data is opgeslagen.
om te beginnen.
.