Download Inhoudsopgave Inhoud Print deze pagina

Gedetailleerde Instellingen Voor Klanken Maken; Een Scène Bewerken; Een Scène Opslaan (Write); De Systeemeffecten Bewerken - Roland RD-08 Gebruikershandleiding

Inhoudsopgave

Advertenties

Gedetailleerde instellingen voor klanken maken

De RD-08 heeft twee geluidsgerelateerde bewerkingstypen.
Scène bewerken
Hier kunt u de parameters voor een scène bewerken. Deze parameters
omvatten de aan-/uit-instelling en niveau-aanpassing voor elke zone,
effectinstellingen voor elke scène.
Systeemeffecten bewerken
Hier kunt u instellingen bewerken voor de effecten die van toepassing
zijn op het algemene uitgestuurde geluid (systeemeffecten).
De systeemeffecten bieden chorus/delay, galm, EQ en compressor.
OPMERKING
¹ De bewerkte instellingen gaan verloren tenzij u deze opslaat (schrijft).
Als u de instellingen wilt behouden, slaat u deze als volgt op.
¹ Een scène die u bewerkt, wordt aangegeven met een
bewerkingssymbool (*) naast het scènenummer.
Een scène bewerken
1.
Druk op de [MENU]-knop.
2.
Gebruik de [ä] [å]-cursorknoppen om "SCENE EDIT"
te selecteren en druk vervolgens op de [ENTER]-
knop.
3.
Gebruik de [ä] [å]-cursorknoppen om het item
te selecteren dat u wilt bewerken, en druk op de
[ENTER]-knop.
4.
Gebruik de [ä] [å]-cursorknoppen om een
parameter te selecteren en gebruik de [DEC] [INC]-
knoppen om de waarde te bewerken.
Raadpleeg de "Parameter Guide" (PDF) voor meer informatie.
MEMO
Als een item meerdere pagina's bevat, worden de symbolen "ã" "â"
rechtsboven op het scherm weergegeven. Gebruik de [ç] [æ]-cursorknoppen
om tussen pagina's te bewegen.
Een scène opslaan (Write)
5.
Om de wijzigingen op te slaan, houdt u de [SHIFT]-
knop ingedrukt en drukt u op de [MENU]-knop.
MEMO
Als u de scène bewerkt, verschijnt er naast "SCENE" een "*"-symbool.
6.
Gebruik de [ä] [å]-cursorknoppen om "SCENE" te
selecteren en druk vervolgens op de [ENTER]-knop.
Er wordt een scherm weergegeven waar u de scène kunt
selecteren die als opslagbestemming wordt gebruikt.
7.
Gebruik de [ä] [å]-cursorknoppen om de scène die
als opslagbestemming wordt gebruikt te selecteren
en druk vervolgens op de [ENTER]-knop.
Het invoerscherm voor de scènenaam verschijnt.
8.
Gebruik de [ç] [æ]-cursorknoppen om de cursor te
verplaatsen en gebruik de [DEC] [INC]-knoppen om
het teken te wijzigen.
20
20
9.
Wanneer u de naam volledig hebt bewerkt, drukt u
op de [ENTER]-knop.
Het SCENE WRITE-bevestigingsscherm verschijnt.
OPMERKING
Wanneer u opslaat, wordt de scène van de geselecteerde
opslagbestemming overschreven en gaan de vorige gegevens verloren.
10.
Om uit te voeren, gebruikt u de [æ]-cursorknoppen
om "WRITE" te selecteren en drukt u vervolgens op
de [ENTER]-knop.
Als u wilt annuleren, drukt u op de [EXIT]-knop.
OPMERKING
De wijzigingen in de scène die u aan het bewerken bent, gaan verloren
als u het apparaat uitschakelt of wanneer u een andere scène selecteert.
Als u de instellingen wilt behouden, slaat u de scène op.

De systeemeffecten bewerken

1.
Druk op de [MENU]-knop.
2.
Gebruik de [ä] [å]-cursorknoppen om "SYSTEM
EFFECTS" te selecteren en druk vervolgens op de
[ENTER]-knop.
3.
Gebruik de [ç] [æ]-cursorknoppen om het effect
dat u wilt bewerken te selecteren, gebruik de
[ ] [ ]-cursorknoppen om een parameter te
selecteren en gebruik de [DEC] [INC]-knoppen
om de waarde te bewerken.
Raadpleeg de "Parameter Guide" (PDF) voor meer informatie.

De systeemeffecten opslaan (Write)

4.
Om de wijzigingen op te slaan, houdt u de [SHIFT]-
knop ingedrukt en drukt u op de [MENU]-knop.
MEMO
Als u de systeeminstellingen bewerkt, verschijnt er naast "SYSTEM" een
"*"-symbool.
5.
Gebruik de [ä] [å]-cursorknoppen om "SYSTEM" te
selecteren en druk vervolgens op de [ENTER]-knop.
Het SYSTEM WRITE-bevestigingsscherm verschijnt.
6.
Om uit te voeren, gebruikt u de [æ]-cursorknoppen
om "WRITE" te selecteren en drukt u vervolgens op
de [ENTER]-knop.
Als u wilt annuleren, drukt u op de [EXIT]-knop.

Advertenties

Inhoudsopgave
loading

Inhoudsopgave