Bediening
5.7 Instellen van de temperatuur
5.8 Gelijktijdige kalibratie van twee sensoren
18
1. Selecteer vanuit het hoofdmenu SENSOR SETUP en bevestig dit.
2. Accentueer de gewenste sensor als er meer dan één sensor aangesloten is
en bevestig dit.
3. Kies KALIBREREN en bevestig dit.
4. Kies PROCES TEMP. en bevestig dit.
5. Druk op ENTER indien de waarde stabiel is, TEMP: XX.X wordt
weergegeven. Bevestig om verder te gaan.
6. Pas de uitlezing XX.X °C aan met het toetsenbord en bevestig dit.
7. KAL COMPLEET, OFFSET: X.X °C, bevestigen om verder te gaan.
8. BRENG SONDE NAAR PROCES wordt weergegeven Bevestigen..
1. Begin met de kalibratie van de eerste sensor en ga naar het punt waar u als
volgt opgevorderd wordt "DRUCK OP ENTER AlS STABIEL"
2. Druk op de TERUG-toets.
3. Markeer AFBREKEN en bevestig Het display keert naar het
meetbedrijfdisplay terug. De meetwaarde van de kalibrerende sensor begint
te knipperen.
4. Begin met de kalibratie van de andere sensor en ga opnieuw naar het punt
waar u als volgt opgevorderd wordt "DRUCK OP ENTER AlS STABIEL"
5. Druk op de TERUG-toets.
6. Markeer AFBREKEN en bevestig Het display keert naar het
meetbedrijfdisplay terug. De meetwaarden van de twee sensoren beginnen te
knipperen.
7. Om naar het kalibratie-menu van de sensoren terug te keren drukt u op de
menutoets, markeert u SONDE SETUP en bevestigt u. Selecteer de
gewenste sensor en bevestig.
Bevestig na de volledige kalibratie.