Hoofdstuk 5
5.1 Bediening van de sc Controller
5.2 SONDE SETUP
5.3 Sensor datalogger
5.4 Weergaves in het menu SONDE DIAGNOSE
SONDE DIAGNOSE
KIES SENSOR (bij meerdere stations)
FOUTMELDINGEN
WAARSCHUWINGEN
Bediening
De sensor kan met alle sc controllers bedreven worden. Maakt u zich voor het
gebruik van de sensor met de werking van uw controller vertrouwd. Leer hoe u
door het menu surft en de functies uitvoert.
Wanneer u de sensor voor de eerste keer aansluit wordt het serienummer van de
sensor als sensornaam aangegeven. U kunt de sensornaam als volgt veranderen
1. Open het HOOFDMENU.
2. Selecteer de SONDE SETUP en bevestig.
3. Selecteer de betreffende sensor en bevestig.
4. Selecteer CONFIGUREREN en bevestig.
5. Selecteer WIJZIG NAAM en bevestig.
6. Bewerk de naam en bevestig om naar het SONDE SETUP menu terug te
keren.
Vervolledig uw systeemconfiguratie op dezelfde wijze me de instelling van de
menupunten in overeenstemming met de tabel
SETUP".
Via de sc controller staan u per sensor telkens één datalogger en één eventlogger
ter beschikking. Terwijl in de datalogger meetdata in de vastgelegde tijdintervallen
opgeslagen worden, verzamelt de eventlogger een groot aantal events zoals
configuratieveranderingen, alarmen en waarschuwingen. Zowel de datalogger als
de eventlogger kunnen in het CSV-formaat uitgelezen worden. Hoe u de data kunt
downloaden, vindt u in het handboek van de controller.
Opsomming van alle opgetreden fouten (zie deel )
Opsomming van alle opgetreden waarschuwingen
(zie deel
7.2
"Waarschuwingen")
5.5 "Instellingen onder SONDE
7.1 "Foutmeldingen"
15