Bediening
5.5 Instellingen onder SONDE SETUP
SONDE SETUP
KIES SENSOR (bij meerdere stations)
KALIBREREN
NUL KAL.
ELEKTR. SPAN
PROCESS SPAN
PROCES TEMP.
KAL. CONFIG.
UITGANGS MODUS
KAL HERINNERING
CORR. FACTOR
DEFAULT SETUP
CONFIGUREREN
WIJZIG NAAM
PARAMETERKEUZE
GRADEN C-F
T-COMPENSATIE
T-SENSOR
AUTOMATISCH
HANDMATIG
GEMIDDELDE
LOG INST
LOGINTERVAL
TEMP. INTERVAL
FREQUENTIE
DEFAULT SETUP
DIAG/TEST
PROBE INFO
CAL DATA
SIGNALS
COUNTERS
TEST / ONDERHOUD
SERVICE
16
Elimineert verschuiving van de sensor
Zie
5.6.1 "Kalibratie aan lucht (NUL
Kalibratie met een gedefinieerde weerstand
Zie
5.6.2 "Kalibratie aan lucht (ELEKTR.
Kalibratie met referentieoplossing
Zie
5.6.3 "Kalibratie in het proces (PROCESS
Kalibratie van de temperatuur
Zie
5.7 "Instellen van de
temperatuur".
Kies:
AAN, het uitgangssignaal volgt het ingangssignaal;
BLOKKEREN, de laatste meetwaarde en uitgangssignaal worden
gehouden;
TRANS. INST, de vaste waarde wordt naar de randapparatuur
doorgestuurd, en
KIES
U kunt instellen wanneer de volgende kalibratie moet gebeuren. De
controller meldt dan automatisch wanneer de volgende kalibratie moet
worden uitgevoerd.
Kies:
TEMP. OFFSET,
HELLING CORR. en
GAIN-WAARDE,
Terugkeer naar de fabrieksinstellingen na verzoek.
Geef een naam in die uit max. 10 posities bestaat.
Selecteer een parameter.
Kies tussen Celsius of Fahrenheit.
Kies tussen LINEAIR en NONE.
Voer een waarde in.
Voer een waarde in.
Maak een keuze tussen de aangeboden waarden of GEBLOKKEERD.
Maak een keuze tussen de aangeboden waarden of GEBLOKKEERD.
Voer de frequentie van het stroomnet in.
Keert na Bevestiging naar de fabrieksinstellingen terug
Geeft informatie over driver-, software- en serienummer
Geeft informatie over GAIN, Offset (T) en CORR. FACTOREN.
Geeft informatie over gemeten onbewerkte gegevens.
Geeft informatie over de gebruiksduur sinds de laatste kalibratie?
Schakel de UITGANG uittijdens de test of onderhoud
Reset serviceteller
KAL.)".
SPAN)".
SPAN)".