De locatie opgeven waar u de camera gebruikt
Wanneer u [Druk] of [Rel hoogte] selecteert bij [Weergaveopties], moet u
opgeven waar u de camera gebruikt. De hoogte of diepte kan dan nauwkeuriger
worden berekend.
Voordat u de camera in het water gebruikt, moet u [Onder water] selecteren.
1
Selecteer [Druksensor] in het menu [W Instelling] met
de vierwegbesturing (23).
2
Druk op de vierwegbesturing (5).
Het scherm [Druksensor] verschijnt.
3
Selecteer [Cameralocatie] met de vierwegbesturing (23).
4
Druk op de vierwegbesturing (5).
5
Wijzig de instelling met de
vierwegbesturing (23).
6
6
Druk op de knop 4.
Als u [Boven water] hebt geselecteerd
Selecteer een cijfer met de vierwegbesturing (45) en selecteer een waarde
met de vierwegbesturing (23).
Voer een hoogte tussen -300 tot 4.000 meter in.
Druk na het invoeren van de hoogte op de knop 4.
De instelling wordt opgeslagen.
Als u [Onder water] hebt geselecteerd
De instelling wordt opgeslagen.
Selecteer [Waarden resetten] in het scherm [Druksensor] om de hoogte terug
te zetten op de standaardwaarde.
198
Cameralocatie
Boven water
Onder water
MENU
MENU
MEN
Stop
Cancel
Cancel
OK
OK
OK
OK
OK