Stap 3 Het beeld kadreren
1
Houd de camera met beide handen stevig vast.
• Let op dat uw vingers en overige voorwerpen zich niet voor het
objectief, de flitser, de AF-hulpverlichting, de microfoon of de
luidspreker bevinden.
• Als u beelden in de portretstand ("staand") maakt, draait u de
camera op zo'n manier dat de ingebouwde flitser zich boven
het objectief bevindt.
2
Kadreer het beeld.
• Kadreer de foto zo, dat het gewenste onderwerp zich in of nabij
het centrum van het beeld bevindt.
• Als de camera een gezicht herkent, wordt dat gezicht in een
kader met een dubbele gele rand (scherpstelveld) geplaatst
(standaardinstelling).
28
Pictogram Opnamestand
8m 0s
8m 0s
710
710