Beschikbare opnamestanden
A
Autostand
Gebruikt voor algemene opnamen. De instellingen kunnen worden aangepast in het
opnamemenu (A63) overeenkomstig de opnameomstandigheden en het gewenste type
opname.
x
Onderwerp
De camera-instellingen worden automatisch geoptimaliseerd voor het geselecteerde
onderwerp. Wanneer u de Automatische scènekeuzeknop gebruikt, selecteert de camera
automatisch de beste onderwerpstand wanneer u een beeld kadreert, zodat u nog
eenvoudiger beelden kunt maken met instellingen die aangepast zijn aan het onderwerp.
• Om een onderwerp te selecteren, gaat u eerst naar het menu met opnamestanden,
waarna u op K van de multi-selector drukt. Selecteer het gewenste onderwerp door op
H, I, J of K te drukken, en druk vervolgens op de knop k.
D
Speciale effecten
Effecten kunnen tijdens het fotograferen op beelden worden toegepast. Er zijn twaalf
verschillende effecten beschikbaar.
• Om een effect te selecteren, gaat u eerst naar het menu met opnamestanden, waarna u
op K van de multi-selector drukt. Selecteer het gewenste effect door op H, I, J of K te
drukken, en druk vervolgens op de knop k.
F
Slim portret
Wanneer de camera een lachend gezicht detecteert, kunt u automatisch een beeld maken
zonder op de ontspanknop te drukken (Glimlachtimer). De optie Huid verzachten kan
worden gebruikt om de huidtinten van menselijke gezichten zacht weer te geven.
C
De opname-instellingen wijzigen
• Zie "Functies die kunnen worden ingesteld met de multi-selector" (A52) voor meer informatie.
- Zie "De flitser gebruiken (flitsstanden)" (A53) voor meer informatie.
- Zie "De zelfontspanner gebruiken" (A55) voor meer informatie.
- Zie "Macrostand gebruiken" (A57) voor meer informatie.
- Zie "Helderheid aanpassen (belichtingscorrectie)" (A59) voor meer informatie.
• Zie "Functies die kunnen worden ingesteld met de knop d (opnamemenu)" (A62) voor meer
informatie.
• Zie "Functies die kunnen worden ingesteld met de knop d (Setup-menu)" (A98) voor meer
informatie.
A38
A40
A47
A49
27