Ingebruikname
Voor elke ingebruikname of al naargelang de plaatselijke
vereisten moeten de aanzuig- en uitblaasopeningen ge-
controleerd worden op vreemde voorwerpen en het
aanzuigfilter op vervuiling.
Verstopte resp. vervuilde roosters en filters moeten on-
middellijk gereinigd worden, zie hoofdstuk „Verzorging
en onderhoud".
Belangrijke instructies voor de ingebruikname
◊ Alle verlengingen van de elektrische aansluiting
moeten een toereikende leidingdiameter bezitten en
mogen alleen volledig uit- resp. afgerold gebruikt
worden!
◊ Gebruik de elektrische aansluiting niet als trekkoord.
◊ Het apparaat werkt na het inschakelen volautoma-
tisch, tot er een regeluitschakeling door de vlotter
van de gevulde condensaatpot plaatsvindt.
◊ De condensaatpot moet er volgens de voorschriften
zijn ingezet.
Anders werkt het apparaat niet!
◊ Als het apparaat werkt in het continu bedrijf met ex-
terne condensaataansluiting, lees daarvoor dan de
desbetreffende paragraaf op deze pagina.
◊ Het apparaat is ter vermijding van compressorscha-
de voorzien van een herinschakelbeveiliging, die
verhindert dat de compressor onmiddellijk na het uit-
schakelen opnieuw inschakelt.
De compressor schakelt pas in na een wachttijd van
drie minuten.
Bij ruimtetemperaturen onder 10 °C en een relatie-
ve luchtvochtigheid onder 40 % is een economi-
sche, rendabele capaciteit van het apparaat niet
meer gegarandeerd.
Ingebruikname van het apparaat
1. Zet de draaiknop van de hygrostaat
tegen de klok in in de stand Uit.
2. Verbind de elektrische aansluiting
van het apparaat met een volgens
de voorschriften beveiligde netcon-
tactdoos.
3. Kies de gewenste luchtvochtigheid
in de opstellingsruimte aan de hy-
grostaat.
4. Leid de approximatieve instelwaar-
den af uit de volgende paragraaf.
5. Houd er rekening mee dat de com-
pressor pas inschakelt na een
wachttijd van drie minuten.
Herinschakelbeveiliging.
8
Informatie over de ontvochtigingscapaciteit
De ontvochtigingscapaciteit is uitsluitend afhankelijk
van de omstandigheden in de ruimte, de ruimtetempe-
ratuur, de relatieve luchtvochtigheid en de inachtneming
van de instructies in het hoofdstuk „Opstelling".
De maximale ontvochtigingscapaciteit bereikt u bij volle-
dig geopende luchtgeleidingsklep.
Hoe hoger de ruimtetemperatuur en de relatieve lucht-
vochtigheid, des te groter de ontvochtigingscapaciteit.
Voor de inzet in woonruimtes volstaat een luchtvochtig-
heid van ca. 45 tot 60 %, terwijl in magazijnen, archieven
enz. de luchtvochtigheid 40 tot 45 % niet mag over-
schrijden.
Instelling van de hygrostaat voor de aan-
bevolen luchtvochtigheid in woonruimtes.
Circa 50 %.
Instelling van de hygrostaat voor de aan-
bevolen luchtvochtigheid in archieven.
Circa 40 %.
Instelling van de hygrostaat voor minimale
luchtvochtigheid in de opstellingsruimte.
Het apparaat werkt in het continu bedrijf.
Instructies voor de instelling van de uitblaasrichting
De ontvochtigde ruimtelucht wordt uitgeblazen aan de
bovenkant van het apparaat. Om de uitblaasrichting te
verstellen dient de zwenkbare luchtgeleidingsklep.
Druk om de luchtgeleidingsklep te
openen op het achterste vlak.
De voorkant klapt open naar boven,
u kunt de luchtrichting instellen naar
believen.
Neem de volgende instructies in acht.
◊ Genereer door de klep volledig naar boven te openen
een zo veel mogelijk naar boven gerichte luchtstroom.
◊ Zorg voor een ongehinderde luchtuitblazing. Alleen
zo garandeert u een optimaal bedrijf van het apparaat.
◊ Zorg ervoor dat gevoelige voorwerpen, zoals b.v. ka-
merplanten, niet rechtstreeks worden getroffen door
de uittredende luchtstroom.
Condensaatpot
Van tijd tot tijd is het nodig om de ingebouwde con-
densaatpot leeg te maken.
Bij gevulde pot wordt het ontvochtigingsbedrijf onder-
broken. De controlelamp „Pot vol" geeft aan dat het ap-
paraat om deze reden is uitgeschakeld.