Geeft aan dat een functie toegankelijk is met de navigatietoetsen.
Knippert als een handset zich buiten het bereik bevindt van het basisstation
of als het niet verbonden is met het basisstation.
Knippert bij een binnenkomende interne oproep, licht continu op tijdens een
gesprek.
Er wordt een intern gesprek gevoerd.
Handsfree is ingeschakeld
Er bevinden zich berichten op het antwoordapparaat
De beltoon is uitgeschakeld.
Het alarm is ingeschakeld.
Het toetsenbord is vergrendeld.
Er is een nieuw bericht beschikbaar op het antwoordapparaat PhoneMail
De batterijen zijn geladen.
De batterijen zijn leeg en moeten worden opgeladen.
Geeft aan dat er functies beschikbaar zijn in het menu.
Geeft aan dat er functies beschikbaar zijn via het menu
Selecteert de gekozen functie.
Start een een interne oproep.
(INT)
Terugkeren naar het vorige menuniveau (kort indrukken) of het toestel in
stand-by schakelen (lang indrukken).
Wist een karakter, stopt het alarm, schakelt de beltoon tijdens een oproep uit
of keert terug naar het vorige menu.
4 – Omschrijving van het numerieke toetsenbord
Voor sommige functies, zoals het telefoonboek, dient u het alfanumerieke toetsenbord
te gebruiken. Het toetsenbord schakelt automatisch naar de alfanumerieke modus
wanneer u een van deze functies gebruikt.
Om een letter te typen, drukt u op de betreffende toets totdat de letter op het scherm
verschijnt.
Voorbeelden:
Om een "A" in te voeren, drukt u eenmaal op 2.
-
Om een "B" in te voeren, drukt u tweemaal op 2.
-
Om een "A" en daarna een "B" in te voeren, voert u eerst de "A" in, wacht u
-
vervolgens totdat de cursor zich naar het volgende karakter heeft verplaatst, en
voert u ten slotte de "B" in.
-
Voor een spatie drukt eenmaal op de toets 1.
13