250 +/- 150 mm
Voorwaartse
rijrichting van
het voertuig
Voorwaartse rijrichting
van het voertuig
X = 600 (+100 / -25) mm of
900 (+100 / -25) mm afhankelijk van
de slanglengte van het mondstuk.
M
AGNA
min. 300 mm
min. 300 mm
R
AIL
MONTAGE-INSTRUCTIES
Uitlaatpijp en ankerplaat voor
standaardmondstuk
De uitlaatpijp
Voor de beste werking moeten aan de zijkant ge-
monteerde uitlaten zich, zoals te zien op de afbeel-
ding, in een rechte hoek bevinden ten opzichte van
het koetswerk of iets achteruitgericht zijn, maar niet
meer dan 45°. De pijp moet recht zijn en gelijk lopen
met de zijkant van het voertuig of iets uitsteken.
Verder moet de pijp zo gepositioneerd worden dat
de afmeting naar de onderrand van het voertuig-
chassis en tot de achterwielkast (volgens de figuur)
voldoende groot is. Het is mogelijk dat aanpas-
singen aan het uitlaatsysteem van het voertuig
nodig zijn voor een optimale positie van de
uitlaatpijp.
De ankerplaat
De ankerplaat moet worden bevestigd op de zijkant
van het voertuig met inachtneming van de afmetin-
gen aangegeven op de afbeelding.
MONTAGE-INSTRUCTIES
Uitlaatpijp en ankerplaat voor
HB-mondstuk
De uitlaatpijp
De pijp moet recht zijn en gelijk lopen met de zij-
kant van het voertuig of iets uitsteken. Verder moet
de pijp zo gepositioneerd worden dat de afmeting
naar de onderrand van het voertuigchassis en tot
de achterwielkast (volgens de figuur) voldoende
groot is. Het is mogelijk dat aanpassingen aan het
uitlaatsysteem van het voertuig nodig zijn voor een
optimale positie van de uitlaatpijp.
De ankerplaat
De ankerplaat dient aangebracht te worden aan de
kant van het voertuig op 600 mm (of als alternatief
900 mm) van de uitlaatpijp. Deze afstand kan zo
nodig worden aangepast (+ 100 mm, -25 mm) door
de stelschroef in de elektromagnetische eenheid
los te draaien (zie figuur pagina 17).
NL
15