7
MONTAGERICHTLIJNEN EN INSTALLATIEVOORSCHRIFTEN VOOR HET WATERZIJDIG GEDEELTE
7.1 Algemeen
De Remeha ketels P 300 wordt in losse delen worden
geleverd. De afmetingen van alle delen zijn zodanig,
dat ze via een normale toegangsdeur in het ketelhuis
kunnen worden gebracht. De bemanteling en de appa-
ratuurdelen worden in verpakkingseenheden geleverd.
De ketel kan eventueel zonder bemanteling in bedrijf
gesteld worden. Later kan de bemanteling zonder
demontage van de wateraansluitingen worden aange-
bracht. Op verzoek kan de ketel met verstelbare ketel-
voeten (accessoire) worden geleverd.
7.1.1 Ketelmontage
De installatie en montage van de ketel mag alleen door
een erkende installateur plaatsvinden overeenkom-
stig de meegeleverde handleiding. De installatie moet
voldoen aan de veiligheidseisen voor centrale verwar-
8
INSTALLATIEVOORSCHRIFT VOOR DE ELEKTROTECHNISCHE INSTALLATEUR
8.1 Algemeen
De elektrische aansluitingen en -voorzieningen moeten
worden uitgevoerd volgens NEN 1010 en de voorschrif-
ten van de plaatselijke energiebedrijven. De elektrische
aansluitingen dienen overeenkomstig het meegeleverde
elektrisch schema te worden uitgevoerd ( zie ook afb.
10). De bedrading dient overeenkomstig NEN 1010 in
doorvoerbuizen of kabelkanalen gelegd en op deugde-
lijke wijze aan het toestel gemonteerd te worden. Alle
aan te sluiten onderdelen dienen voorzien te zijn van
een deugdelijke aarding.
Attentie: Binnen de bemanteling van de ketel dienen
hittebestendige kabels te worden toegepast!
8.2 Elektrotechnische gegevens
Voeding:
Maximale zekeringswaarde:
Opgenomen vermogen:
Aansluitkabel:
Stuurspanning:
Maximale zekeringswaarde:
Verbindingskabel:
230V-50 Hz
(zie typeplaat brander).
10 A.
(zie typeplaat brander).
2½ mm
2
.
230 V-50 Hz.
6 A
(zie typeplaat brander).
1½ mm
2
.
mingsinstallatie (NEN 3028 en NEN 1078 voor huis-
houdelijke gasinstallaties of NEN 2078 voor industriële
gasinstallaties). De voorschriften van de plaatselijke
energiebedrijven dienen te worden nageleefd.
7.2 Wateraansluitingen
De wateraansluitingen bevinden zich aan de achter-
zijde van de ketel. De aanvoer- en retouraansluiting
bestaan uit aansluitingen met flens volgens DIN 2633.
De bovenste blindflens aan de voorzijde van de ketel is
voorzien van 3 x G ½" draadgaten voor de montage van
de niveaubeveiligingselektrode en dompelbuizen. Het
retouraansluitstuk is voorzien van een G ¾" draadgat,
waarin een vul- en aftapkraan wordt gemonteerd. De
installatie moet voorzien zijn van een veiligheidsklep die
qua afmetingen en plaatsing dient te voldoen aan de
eisen volgens NEN 3028.
8.3 Brandschakelaar
Overeenkomstig NEN 3028 dient buiten de stookruimte
een zgn. brandschakelaar te worden gemonteerd om
in geval van calamiteiten de voeding naar het toestel te
kunnen verbreken.
8.4 Niveaubeveiliging
De niveaubeveiligingsautomaat is ondergebracht in het
Remeha instrumentenpaneel. De niveaubeveiliging is
vergrendelend uitgevoerd en de elektrode wordt gemon-
teerd in de bovenste blindflens van het gietijzeren ketel-
blok.
Technische gegevens niveaubeveiligingsautomaat:
Fabrikaat:
Type:
Voeding:
Opgenomen vermogen: 5 W
Elektrode spanning:
Werkgebied:
14
REMEHA P 300
Dungs
DWEB 53
230 V - 50 Hz
42 V (AC)
tussen 0,5 en 1,5 mA (AC)