De brander wordt volgens het 2-pijpsysteem aangeslo-
ten, zie afb. 06. Bij hoger liggende tank kan eventueel
ook met het 1-pijpsysteem worden gewerkt, zie afb. 05.
De overdruk aan de zuigzijde van de pomp mag maxi-
maal 2 bar bedragen. Na montage dienen de olieleidin-
gen te worden afgeperst. Deze controle vindt plaats met
perslucht of stikstof bij een minimale druk van 5 bar. De
brander mag tijdens het afpersen van de olieleidingen
niet oliezijdig zijn aangesloten.
Hoogteverschil tussen pomp en voetklep
bij lagere liggende olietank
H (m)
0
0,5
1,0
1,5
2,0
2,5
3,0
tabel 05 Richttabel diameter zuigleiding in mm
De gemiddelde weerstanden van filter, voetklep, afsluiter en bochten zijn in deze tabel verwerkt.
Filter
Het inbouwen van een oliefilter biedt grote voordelen.
Deze vangt het vuil in de olie en het montagevuil uit de
leidingen op. Indien geen filter wordt toegepast, kunnen
de volgende storingen optreden:
• Het verstoppen van de pompzeef.
• Het blokkeren van het magneetventiel.
• Het verstoppen van de verstuiver.
Bij een pompcapaciteit 50 L/h
Lengte van de zuigleiding in m
6
8
10
12
6
6
6
8
6
6
8
8
6
8
8
8
6
8
8
8
8
8
8
10
8
10
10
10
10
12
12
14
12
REMEHA P 300
Bij een pompcapaciteit 70 L/h
Lengte van de zuigleiding in m
15
20
6
8
8
8
6
6
8
8
6
6
8
8
6
8
8
10
8
8
10
10
8
8
10
12
10
10
14
16
12
12
10
12
15
20
6
8
8
8
8
8
8
10
8
8
10
10
8
10
10
10
10
10
12
12
10
12
12
12
14
14
16
16