10.3
Elektronicamodule monteren
Veer (3 en 5) in de geleidingen van de
N
contactplaat (4) inbouwen.
De borgnokken van de stekkerlippen (2) moeten
N
merkbaar vastklikken, buig de borgnokken indien
nodig iets bij.
Stekkerlippen (2) in de volgende volgorde in de
N
opnames van de contactplaat (4) steken:
Stekkerlip van de rode kabel in opname RED.
–
Stekkerlip van de gele kabel in opname YEW.
–
Stekkerlip van de zwarte kabel in opname BLK.
–
4
Stroomdraden en kabelboom zodanig tot aan de
N
aanslag in de geleidingen (pijlen) van de contactplaat
(4) leggen dat aan de volgende voorwaarden wordt
voldaan:
Zwarte stroomdraad zit in de geleidingen (pijlen).
–
Gele stroomdraad ligt onder de rode stroomdraad in
–
de geleiding (pijl).
Kabelboom van de rode en blauwe stroomdraad ligt
–
tot aan het einde van de isolatie (pijl) in de geleiding.
4
Zwarte stroomdraad en kabelbomen in de volgende
N
volgorde tot aan de aanslag in de geleiding (pijl) van
de contactplaat (4) leggen:
18
Zwarte kabel.
–
Kabelboom van de rode en gele kabel.
–
Kabelboom van de rode en blauwe kabel.
–
Elektronicamodule (1) en contactplaat (4) tot aan de
N
aanslag in de opnames van de linker motorbehuizing
(6) schuiven.
Zwarte kabel en kabelbomen in de volgende volgorde
N
tot aan de aanslag in de geleidingen (pijlen) van de
linker motorbehuizing (6) drukken:
Kabelboom van de rode en blauwe kabel.
–
Kabelboom van de rode en gele kabel.
–
Zwarte kabel.
–
Kabelboom van de elektromotor.
–
1
4
1
6
HSA 100.0, 100.1