Contactveren (5) uit de beugelhandgreephelft (6)
N
nemen.
Stroomdraad van de schakelaar (4) uit de geleiding
N
trekken en de schakelaar (4) uit de
beugelhandgreephelft (6) nemen.
8.4
Beugelhandgreep monteren
5
6
Schakelaar (4) in de beugelhandgreephelft (6)
N
plaatsen en de bedrading (pijlen) in de geleidingen
drukken.
Contactveren (5) in de beugelhandgreephelft (6)
N
plaatsen.
3
Schakelbeugel (3) invetten met 0,3 g (0.01 oz.)
N
multipurpose-vet (pijlen).
5
B
3
A
Schakelbeugel (3) tegen de contactveren (5) en de
N
arm van de schakelaar (4) schuiven (A) en de
uiteinden in de beugelhandgreephelft (6)
drukken (B). Op de montagestand van de geleiding
(pijl) en de versterking (pijl) letten.
Werking schakelbeugel (3) controleren:
N
HSA 100.0, 100.1
4
5
4
5
B
A
A
6
Schakelbeugel (3) kan in alle richtingen worden
–
bewogen.
Schakelaar (4) wordt vanuit elke stand van de
–
schakelbeugel (3) geactiveerd.
Beugelhandgreephelft (2) op de
N
beugelhandgreephelft (6) plaatsen.
De bouten (1) erin draaien en aanhalen.
N
8.5
Beugelhandgreep monteren
Beugelhandgreep (1–6) op de motorbehuizing (10)
N
plaatsen.
De bouten (9) erin draaien en aanhalen.
N
Stekker op de schakelaar (4) aansluiten en de
N
stekkerverbinding in de borgnokken (pijlen) plaatsen.
Handbeschermer (8) aanbrengen.
N
De bouten (7) erin draaien en aanhalen.
N
De bouten (11) erin draaien en aanhalen.
N
Kap (12) monteren.
N
De bouten (13) erin draaien en aanhalen.
N
13