7. Radiomodus
Druk eventueel meerdere keren op de toets FUNCTION om naar de radiomodus
te gaan.
7.1. Zenders instellen
Druk op de toetsen of om een frequentie in te stellen. Houd de toets inge-
drukt om naar de volgende zender te gaan.
7.2. Stereo-/mono-ontvangst
Bij een zender die een stereosignaal uitzendt, wordt op de display ST weergegeven.
Bij zwakke stereo-ontvangst (ruis) kan de ontvangst mogelijk worden verbeterd
door over te schakelen op mono.
Druk op de toets STEREO/MONO om over te schakelen tussen stereo- en mo-
no-ontvangst
Op de display verschijnt nu de melding STEREO of MONO.
7.3. Zenders opslaan en weergeven
U kunt maximaal 20 zenders opslaan.
Stel een zender in die u wilt opslaan.
Druk op de toets PROG. Op de display gaat de aanduiding voor de geheugen-
plaats knipperen.
Selecteer, terwijl de aanduiding knippert, met de toetsen PRESET -/+ de geheu-
genplaats voor deze zender.
Druk nogmaals op de toets PROG om de zender op te slaan. De geselecteerde
geheugenplaats (bijvoorbeeld 01) blijft weergegeven.
7.3.1.
Automatische opslag van alle zenders
U kunt ook alle gevonden zenders automatisch laten opslaan:
Druk op de toets .
Het automatisch zoeken van zenders begint en alle gevonden zenders worden één
voor één op een eigen geheugenplaats opgeslagen. Als het zoeken is voltooid, ver-
schijnt P ME op de display.
De automatische opslag begint steeds bij P01 en vult van daaruit één
voor één de geheugenplaatsen.
7.3.2.
Zenders oproepen
Met de toetsen PRESET -/+ roept u de opgeslagen zenders weer op.
16 van 24