WAARSCHUWING
Het voorwiel en één achterwiel moeten
vrijkomen van de grond, omdat anders
de machine tijdens de afstelling zal
bewegen. Hierdoor kan de machine
vallen, wat tot lichamelijk letsel kan
leiden.
Krik de machine omhoog totdat het
voorwiel en 1 achterwiel los komen van
de grond.
4.
Start de motor, geef gas en laat de motor op
ongeveer 1.800 tpm lopen.
5.
Bedien de hendel van de hefklep totdat de
stang van de hefcilinder verscheidene keren
naar binnen en naar buiten schuift. Als de
cilinderstang na 10–15 seconden niet beweegt
of de pomp abnormale geluiden maakt, moet
u de motor onmiddellijk afzetten en vaststellen
wat de oorzaak of het probleem is. Controleer
op de volgende zaken:
•
Los filter of losse aanzuigleidingen
•
Los of defect koppelstuk op pomp
•
Verstopte aanzuigleiding
•
Defecte ontlastklep
•
Defecte laadpomp
Als de cilinder binnen 10 tot 15 seconden
beweegt, gaat u verder met stap 6.
6.
Zet het tractiepedaal in de vooruit- en
achteruit-stand. De wielen die vrij zijn van de
grond, moeten in de goede richting draaien.
•
Als de wielen in de verkeerde richting
draaien, moet u de motor afzetten en de
leidingen aan de achterkant van de pomp
afkoppelen en verwisselen.
•
Als de wielen in de juiste richting draaien,
schakel dan de motor uit en stel de borgmoer
van de veerafstelpen af
de neutraalstand van de tractie af, zie
De tractieaandrijving afstellen voor de
neutraalstand (bladz.
(Figuur
48). Stel
30).
1. Veerstelpen
2. Lager
7.
Controleer de afstelling van de interlockschake-
laar van de tractie; zie
van de tractie afstellen (bladz.
8.
Monteer het middelste scherm.
38
Figuur 48
3. Nok
De interlockschakelaar
31).
g027228