Toepassing
Drukontlastingsprocedure
1. Sluit de zelfontlastende luchtkraan (M).
2. Open de afgiftekraan, indien gebruikt.
3. Draai alle vloeistofontlastingsventielen (N) in het
systeem open en houd een afvalbak bij de hand
om het uitkomende materiaal op te vangen. Laat
de aftapkra(a)n(en) van de pomp openstaan totdat
u weer opnieuw gaat spuiten.
De pomp voorpompen
1. Vul het TSL-reservoir tot de maximummarkering
met Throat Seal Liquid (TSL). Zie F
pagina 13.
OPMERKING: Tijdens bedrijf zal het TSL-peil in het
reservoir licht schommelen bij het overschakelen
van pomp.
2. Sluit de luchtregelaar (L) door de knop linksom te
draaien en zo de druk tot nul terug te brengen. Sluit
de zelfontlastende luchtklep (M). Controleer ook dat
alle aftapkranen (N) gesloten zijn.
3. Sluit de luchtleiding (J) aan op de luchtkraan (M).
4. Controleer of alle fittingen overal in het systeem
goed aangedraaid zijn.
5. Sluit de vloeistoftoevoerleiding (C) aan van op de
afsluitklep (D) van de mengtank tot de pomp.
6. Sluit de vloeistofleiding (E) aan op de pompuitlaat.
OPMERKING: Als uw pomp DataTrak heeft, raadpleeg
dan de aparte handleiding van de NXT-luchtmotor
DataTrak voor instructies.
7. Enkel voor eenheden met runaway-beveiliging:
activeer de vul-/spoelfunctie door op de
vul-/spoelknop te drukken op de DataTrak.
8. Zet de luchtkraan (M) open. Draai de
pompluchtregeling (L) langzaam rechtsom en
verhoog daarmee de druk totdat de pomp start.
9. Laat de pomp langzaam werken totdat alle lucht
verdreven is en de pomp en de slangen volledig
voorgepompt zijn.
3A1526M
10. Enkel voor eenheden met runaway-beveiliging:
11. Controleer of alle pompbewegingen het
12. Sluit de vloeistofafsluitklep (D) stroomafwaarts
OPMERKING: In een circulatiesysteem draait de
pomp continu tot de stroom wordt uitgeschakeld.
In een systeem met rechtstreekse toevoer start de
pomp als de afvoerklep open gaat en stopt het
systeem als de afvoerklep sluit.
. 4 op
IG
Zet de pomp onder
op de slag stil
Ontlast de druk als u de pomp om welke reden dan ook
stopt. Stop de pomp bij de neerwaartse slag voor de
luchtmotor wisselt.
Als de pomp niet wordt gestopt onder aan de slag,
kan er vloeistof op de zuigerstang opdrogen, wat
schade kan toebrengen aan de halspakkingen en
de zuigerafdichting van de TSL-pomp als de pomp
opnieuw wordt opgestart.
Uitzetten
Zie de Drukontlastingsprocedure, op pagina 11.
Spoel de pomp altijd voordat de vloeistof op de
drijfstang opdroogt. Zie Doorspoelen op pagina 12.
deactiveer de vul-/spoelfunctie door op de
vul-/spoelknop op de DataTrak te drukken.
oliereservoir bespuiten. Zo niet, controleer dan
of de TSL-pompzuiger wordt ingedrukt op het
einde van de beweging, en of de terugslagkleppen
van het reservoir niet vastzitten.
van de pomp af. De pomp moet stilvallen door
de tegendruk nu de trekker is losgelaten.
KENNISGEVING
Toepassing
11