van de vloeistofstroommeter 1000 psi (68,95 bar)
aangeeft. Noteer het debiet van de hydrostaat en de
vuldruk.
De hydrostaat pompt ________ lpm bij 1000 psi
(68,95 bar) en de vuldruk bedraagt ________ psi/bar.
9. Verklein de doorstroming van de vloeistofstroommeter
in de tractielus verder tot de meter van de
vloeistofstroommeter 2000 psi (137,9 bar) aangeeft.
Noteer het debiet van de hydrostaat en de vuldruk.
De hydrostaat pompt ________ lpm bij 2000 psi
(137,9 bar) en de vuldruk bedraagt ________ psi/bar.
10. Ga verder met het verkleinen van de
vloeistofdoorstroming in de tractielus tot de
tractiedruk de overdruk bereikt, tot deze niet verder
stijgt of tot de motor afslaat. Noteer de druk die de
vloeistofstroommeter aangeeft.
De hydrostaat kan een druk van _____ psi/bar leveren.
11. Als de hydrostaat 75,7 liter per minuut of meer leverde
bij 1000 psi (68,95 bar), en de vuldruk was 150 psi
(10,34 bar) of meer bij een constante tractiecircuitdruk
hoger dan 1000 psi (68,95 bar), gaat u naar De
machine spoelen en filteren; er is geen bijkomende
diagnostiek vereist.
12. Als de hydrostaat minder dan 75,7 liter per minuut
leverde bij 1000 psi (68,95 bar), of als de vuldruk onder
75 psi (5,17 bar) daalde met een tractiedruk hoger dan
1000 psi (68,95 bar), moet de hydrostaat gereviseerd
worden; eerst zijn er echter bijkomende tests vereist.
Reviseer de hydrostaat nu nog niet.
Verwijder de vloeistofstroommeter van het
tractiecircuit en koppel hem aan op aansluiting P1 van
de tandwielpompsectie. Meet de P1-vloeistofstroom
aan de tandwielpompsectie bij 2000 psi (137,9 bar).
Tandwielpompsectie P1 levert bij 2000 psi (137,9 bar)
_____ liter per minuut.
Als de tandwielpompstroom kleiner is dan 20 liter per
minuut bij de Reelmaster 5410, kleiner dan 27 liter per
minuut bij de Reelmaster 5510/5610 of kleiner dan
42 liter per minuut bij de Groundsmaster 4300, moet
de tandwielpomp vervangen worden; u dient echter
eerst een bijkomende procedure uit te voeren om het
systeem te spoelen. Vervang de tandwielpomp nu
nog niet.
13. Als de machine uitgerust is met CrossTrax
(vierwielaandrijving) en de hydrostaat leverde minder
dan 75,7 liter per minuut bij 1000 psi (68,95 bar), of
indien de vuldruk onder 75 psi (5,17 bar) zakte bij een
tractiedruk hoger dan 1000 psi (68,95 bar), moet u ook
de achterwielmotoren vervangen. Vervang deze nu
nog niet.
De machine spoelen en filteren
1. Als het hogedrukfilter en de vloeistofstroommeter met
het oog op de tests naar de tandwielpomp werden
geplaatst in stap 13 van De machine testen, brengt
u deze terug aan op de hydrostaatlus volgens de
montageprocedure in stap 4.
2. Verwijder de motors van het maaidek of stel het
contact van elke messenkooi en de snijplaat af zodat
licht contact vermeden wordt. Laat de maaidekarmen
zakken om het circuit te kunnen inschakelen.
3. Start de motor en drijf het toerental op naar volgas
terwijl de wielen van de machine de grond niet raken.
4. Druk het tractiepedaal langzaam volledig in. Sluit
de vloeistofstroommeter langzaam tot de drukmeter
1000 psi (68,95 bar) aangeeft. Laat de tractor zo 10
minuten lopen. Zo wordt achtergebleven vuil uit het
tractiecircuit verwijderd.
5. Schakel het tractiecircuit uit en schakel dan de
messenkooiaandrijving in om de olie in dit circuit
schoon te maken. Laat 10 minuten lopen/filteren.
Schakel daarna de motor uit.
6. Laat het hydraulische reservoir leeglopen maar laat de
tank op zijn plaats zitten. Verwijder de grote metalen
dop die met schroeven bevestigd is bovenaan de
hydraulische tank. De resterende olie uit de tank laten
lopen of trekken. Gebruik een schone, sterke doek
en/of vloeistoffenzuiger om metaaldeeltjes van de
bodem van de tank te verwijderen. Zorg ook dat het
oppervlak van het aanzuigfilter schoon en vrij van
vuil is. Bij ernstige vervuiling moeten de tank en zeef
mogelijk verwijderd worden om deze schoon te maken
en te spoelen.
7. Koppel de fittings van de tractiecircuitslangen af en
blaas perslucht door de afzonderlijke slangen om
achtergebleven vuil te verwijderen. Gebruik sterke
doeken om olie en vuil op te vangen aan de uiteinden
van de slangen. Bij eenheden met vierwielaandrijving
moet u de ontlastklep en regelkleppen in het
verdeelstuk van de vierwielaandrijving verwijderen om
het systeem grondig schoon te maken.
De testapparatuur verwijderen
Verwijder het hogedrukfilter, de vloeistofstroommeter en de
vuldrukmeter.
De oude onderdelen
verwijderen
1. Draai de borgmoer los waarmee de wielnaaf aan de
wielmotor is bevestigd, maar verwijder de moer niet.
Draai de borgmoer minimaal twee slagen los. Dit
voorkomt dat de naaf losschiet als de conus loskomt.
Belangrijk: Sla NIET met een hamer op de
wielnaven, trekkers of wielmotoren tijdens het
6