Figuur 11
1. Afstandsstuk
2. Beugel van rol
2.
Breng de achterkant van de maai-eenheid
omhoog en plaats een blok onder het ondermes.
3.
Verwijder de 2 moeren waarmee de beugels van
beide rollen en het afstandsstuk zijn bevestigd
aan de montageflens van beide zijplaten.
4.
Verwijder de rol en de schroeven uit de
montageflenzen van de zijplaat en de
afstandsstukken.
5.
Plaats de afstandsstukken op de schroeven op
de beugels van de rollen.
6.
Zet de beugel van de rol en afstandsstukken
vast aan de onderkant van de montageflenzen
van de zijplaat met de schroeven die u eerder
hebt verwijderd.
7.
Controleer of het contact tussen ondermes en
messenkooi correct is. Kantel de machine zodat
u bij de voor- en achterrol en het ondermes kunt
komen.
Opmerking:
De positie van de achterrol ten
opzichte van de messenkooi wordt bepaald door
de bewerkingstolerantie van de geassembleerde
onderdelen, dus evenwijdig stellen is niet nodig.
Er is een beperkte instelling mogelijk door de
maai-eenheid op een vlakke plaat te zetten en
de inbusbouten van de zijplaat los te draaien
(Figuur
12). Stel de inbusbouten af en draai ze
vast met een torsie van 37 tot 45 N·m.
g003324
3. Montageflens van zijplaat
1. Inbusbouten van de zijplaat
De gazoncompensatie-instellingen
afstellen
De gazoncompensatieveer zorgt ervoor dat het
gewicht van de voorste naar de achterste rol wordt
verplaatst. Dit voorkomt dat er een golfpatroon in de
grasmat ontstaat, ook wel bekend als 'bobbing'.
Belangrijk:
Stel de veer af als de maai-eenheid
is gemonteerd aan de tractie-eenheid, recht naar
voren wijst en is neergelaten op de vloer van de
werkplaats.
1.
Monteer de borgpen in de achterste opening in
de veerstang
(Figuur
1. Gazoncompensatieveer
2. R-pen
2.
Draai de zeskantige moeren op het voorste
uiteinde van de veerstang vast totdat de lengte
van de samengedrukte veer 12,7 cm bedraagt;
zie
(Figuur
13).
10
Figuur 12
13).
Figuur 13
3. Veerstang
4. Zeskantige moeren
g011862
g027263