Figuur 39
1. Vergrendeling parkeerrem
2. Interlockschakelaar
5. Plaats een afstandsring met een dikte van 1,6 mm
tussen de vergrendeling van de parkeerrem en de
interlockschakelaar (Figuur 39).
6. Draai de bevestigingen van de interlockschakelaar vast.
Controleer nogmaals de afstand. De vergrendeling mag
geen contact maken met de schakelaar.
7. Schakel de remhendel in en draai de grendel. Controleer
of de schakelaar onder stroom staat. Vervang de
schakelaar indien nodig.
3. Hendel van bedrijfsrem
Onderhouden remmen
De service-/parkeerrem
afstellen
Als de service-/parkeerrem slipt tijdens het gebruik, moet de
kabel worden afgesteld.
1. Zet de service-/parkeerremhendel op UIT.
2. Verwijder het bedieningspaneel.
3. Om de kabelspanning te verhogen zet u de
bovenste kabelborgmoer los en draait u de onderste
kabelborgmoer vast (Figuur 40) tot een kracht van 156
N moet worden uitgeoefend op de remhendel om de
grendel van de parkeerrem vrij te zetten. Stel de rem
niet zodanig af dat de remband aanloopt.
1. Contramoeren
31
Figuur 40
2. Kabel bedrijfsrem