Maaien
Bij het juiste gebruik van de machine wordt het gazon uiterst
gelijkmatig gemaaid.
Belangrijk: Het grasmaaisel functioneert als een
smeermiddel tijdens het maaien. Als u het maaidek te
vaak zonder maaisel gebruikt, kan de machine schade
oplopen.
Vóór het maaien
Zorg ervoor dat het maaidek nauwkeurig is afgesteld en
gelijkmatig op beide kanten van de messenkooi is geplaatst.
Als de machine verkeerd is afgesteld, komt dit versterkt naar
voren in het uiterlijk van het gazon. Verwijder alle vreemde
voorwerpen van het gazon, voordat u gaat maaien. Houd
iedereen, vooral kinderen, en huisdieren uit het werkgebied.
Wijze van maaien
Maai een gazon in een rechte lijn en ga daarbij heen en
weer over het gazon. Maai niet in een cirkel en draai de
machine nooit op een gazon omdat dit hierdoor kan worden
beschadigd. Als u de machine wilt draaien, moet u deze van
het gazon af rijden, de messenkooi opheffen (handgreep
omlaag duwen) en draaien op de tractietrommel. Maai bij een
normale loopsnelheid. Snelheid levert weinig tijdwinst op en
leidt tot slechtere maairesultaten.
Om ervoor te zorgen dat het u gazon in een rechte lijn maait
en de machine op een gelijke afstand van de rand van de
vorige maaibaan blijft, moet u de markeringsstrepen op de
mand gebruiken (Figuur 25).
Figuur 25
1. Markeringsstrepen
Maaien bij geringe verlichting
Als u de maaier gebruikt in zwak licht wordt gebruik van de
optionele LED-lichtenset, model 04265, aangeraden.
Belangrijk: Gebruik geen andere lichtsystemen met de
maaier: deze zijn niet compatibel met de stroomuitgang
van de motor.
Bediening
Bediening tijdens het maaien:
1. Start de motor, zet de gashendel op lage snelheid, duw
de handgreep omlaag om het maaidek op te heffen,
druk de dodemanshendel in, schakel de tractie in en
ga met de maaimachine naar de rand van het gazon
(Figuur 26).
2. Schakel de tractie uit en schakel de aandrijving van de
messenkooi in (Figuur 26).
1. Tractieaandrijving –
neutraalstand
2. Tractieaandrijving
in neutraalstand &
aandrijving messenkooi
uitgeschakeld
3. Schakel de tractie in, geef meer gas totdat de
maaimachine de gewenste snelheid heeft bereikt. Duw
vervolgens de machine het gazon op, laat de voorkant
van de machine neer en begin met maaien (Figuur 26).
Na het maaien
1. Rij de machine van het gazon af, schakel de tractie en
de messenkooi uit, en zet de motor af.
2. Maak de grasmand leeg, monteer de grasmand en begin
met het transport van de machine.
20
Figuur 26
3. Tractieaandrijving –
ingeschakeld (transport)
4. Tractieaandrijving &
aandrijving messenkooi
ingeschakeld