10. Vervangen van de batterijen
Als het batterijsymbool verschijnt, vervang dan de batterijen.
Het batterijcompartiment nooit openen als het toestel vochtig is.
De batterijen niet vervangen tijdens een meting. Om een elektrische
schok te voorkomen, het toestel uitschakelen en de meetsnoeren
loskoppelen alvorens de batterijen te vervangen.
Het lid van het batterijcompartiment vastmaken voordat u aan een
meting begint, dit om een elektrische schok te voorkomen.
Geen oude en nieuwe of verschillende types van batterijen
gelijktijdig gebruiken.
De batterijen installeren volgens de aangeduide polariteit.
(1) Schakel het toestel uit en koppel de meetsnoeren los.
(2) Maak de schroef aan de achterzijde van het toestel los en verwijder
het lid van het batterijcompartiment.
(3) Haal de oude batterijen eruit en vervang ze door twee nieuwe. Let
hierbij op de juiste polariteit.
Aanbevolen: twee, AA alkalinebatterijen of alkalinebatterijen (LR6).
(4) Schroef het lid van het batterijcompartiment terug vast.
GEVAAR
OPGELET
Fig. 10-1