Inhoudsopgave
Advertenties
Creator 2048
5.3 HTP- en LTP-kanalen
De Showtec Creator 2048 kan op twee manieren omgaan met kanalen:
●
Dimmer- of intensiteitskanalen werken op basis van het principe 'hoogste krijgt prioriteit' ('Highest
Takes Precedence', HTP). Als een HTP-kanaal wordt ingeschakeld op verschillende niveaus in
verschillende scènes, wordt het hoogste niveau gebruikt voor de output. Wanneer u een scène
uitfadet, faden de HTP-kanalen ook uit.
●
Bewegende lichtkanalen werken op basis van het principe 'laatste krijgt prioriteit' ('Latest Takes
Precedence', LTP). De laatste wijziging krijgt prioriteit over alle andere waarden, dus de meest
recente scène die u inschakelt is de scène die wordt getoond. Wanneer u een scène uitfadet,
faden de LTP-kanalen normaal gesproken niet mee uit. Dit is overigens wel mogelijk, behalve voor
kanalen die zijn ingesteld op directe stand. De maximale waarden w orden ingesteld op het moment
dat de fade-in voor de scène begint, en behouden totdat andere waarden worden ingesteld. (U
kunt deze waarden instellen in de Gebruikersinstellingen.
Het paneel haalt de informatie over welke kanalen van een fixture HTP -kanalen of LTP-kanalen zijn uit het
personality-bestand van de fixture. Normaal gesproken zijn alleen dimmerkenmerken HTP en zijn alle
andere LTP. Als een fixture geen kanaal heeft voor intensiteitsbesturing, wordt het gobo -kanaal
gedefinieerd als HTP om ervoor te zorgen dat de fixture uit gaat wanneer een scène wordt
uitgeschakeld.
5.4 Scène afspelen
Om een scène af te spelen schuift u de Playback-schuifregelaar omhoog of drukt u op de Playback -
knop. (Zorg dat er zich geen waarden in de programmeur bevinden. D it doet u door op de knop
<Clear> (Wissen) te drukken. Waarden in de programmeur overschrijven de waarden van de playback.)
●
U kunt meerdere scènes tegelijk inschakelen.
●
Alle HTP (intensiteit) van de scènes faden in en uit wanneer de schuifregelaar omhoog of omlaag
wordt geschoven. De LTP-kanalen (beweging) beginnen zodra de schuifregelaar niet meer op nul
staat. (De LTP-kanalen werken op dezelfde manier wanneer de scènes in Stand 1 of Stand 2 worden
afgespeeld, tenzij de kanalen zonder fadefunctie zijn ingesteld in de fixturebibliotheek.)
●
Om de flitsfunctie van een scène te gebruiken wanneer de andere scènes zijn gestopt, gebruikt u de
wisselknop. Druk op <Swop> (Wisselen). Het indicatielampje gaat branden en u kunt scènes nu
flitsen.
5.5 Scène bewerken
U kunt elk onderdeel van een opgeslagen scène bewerken:
01) Druk op <Clear> (Wissen) om de programmeur te wissen.
02) Schakel de scène die u wilt bewerken in zodat u ziet wat u doet. Schakel alle andere scènes uit om
verwarring te voorkomen.
03) Selecteer de fixtures die u wilt wijzigen en breng uw wijzigingen aan.
04) Druk op de knop <Scene>.
05) Druk op de knop <Playback> van de scène die u bewerkt.
06) Op het paneel wordt aangegeven of de scène al aanwezig is in playback.
07) Druk op <A> (Scène samenvoegen) om de bestaande scène aan te passen. Ongewijzigde
informatie blijft hetzelfde.
●
Als u in de stand 'Opnemen per fixture' werkt, worden de huidige instellingen van alle kenmerken
van de fixtures die u hebt gewijzigd opgeslagen in de scène. Als u alleen bepaalde kenmerken wilt
opslaan, moet u de stand 'Opnemen per kanaal' gebruiken.
●
U kunt de scène compleet overschrijven met <B> (Scène vervangen). Hiermee wordt de playback
gewist en de inhoud van de programmeur opgeslagen als nieuwe scène.
●
Als de scène vormen bevat en u hebt nieuwe vormen geselecteerd, worden de oorspronkelijke
vormen in de scène overschreven (na een waarschuwing). Om dit te voorkomen kunt u de functie
Include (Toevoegen) gebruiken voor de oorspronkelijke scène om de vormen in de programmeur te
laden (zie het volgende gedeelte). Zorg dat de Playback-schuifregelaar voor de scène op nul staat
(de vorm is niet actief) wanneer u de scène toevoegt.
Bestelcode: 50732
23
Advertenties
Inhoudsopgave
