De flitsfunctie selecteren
Flitsfuncties (Flash Modes)
(geen
Auto
pictogram)
4
Flash Off
a
Flash On
b
Auto + Red-eye
c
reduction
Flash On +
d
Red-eye reduction
• De flitser is uitgeschakeld als de opnamestand is ingesteld op C, als de transportfunctie
is ingesteld op serieopnamen of als de scherpstelfunctie is ingesteld op H.
• De flitser flitst twee keer: eerst een voorflits dan de hoofdflits voor de opname.
(Bij de rode-ogenreductiefunctie is de tijd tussen de voorflitsen en de hoofdflits langer.)
• Effectief flitsbereik (effectief bereik hangt af van de gevoeligheid en de opname-
omstandigheden)
Groothoek: Ca. 0,2 - 4,9 m
Tele:
1
Druk in de opnamefunctie op de vierwegbesturing (4).
Bij elke druk op de knop verandert de flitsfunctie en verschijnt het betreffende
pictogram op de LCD-monitor.
De camera is gereed om opnamen te maken met de geselecteerde flitsinstelling.
70
Afhankelijk van de lichtomstandigheden gaat de flitser
automatisch af.
De flitser gaat niet af, ongeacht de lichtomstandigheden.
Deze functie is geschikt voor het maken van opnamen in de
schemering of in musea enz. waar flitsfotografie verbonden is.
De flitser gaat altijd af, ongeacht de lichtomstandigheden.
Deze functie zorgt voor vermindering van het rode-ogeneffect dat
optreedt doordat het flitslicht wordt weerkaatst door de ogen van
het onderwerp. De flitser gaat automatisch af.
Deze functie zorgt voor vermindering van het rode-ogeneffect dat
optreedt doordat het flitslicht wordt weerkaatst door de ogen van
het onderwerp.
De flitser gaat automatisch af, ongeacht de lichtomstandigheden.
(bij automatische gevoeligheid: ca. 0,2 - 4,4 m)
Ca. 0,2 - 2,8 m
(in auto gevoeligheid: ca. 0,2 - 2,5 m)
Status van de LED's voor de scherpstelling en de flitser 1blz.33
De flitsinstelling opslaan 1blz.84
1
- d R + . H =