Bediening
Bediening
Drukontlastingsprocedure
Gevangen lucht kan ervoor zorgen dat de
pomp onverwachts gaat draaien. Dit kan
leiden tot ernstige letsels door opspattingen.
1. Draai de luchttoevoer naar de pomp dicht.
2. Open het doseerventiel, indien gebruikt.
3. Open het vloeistofaftapventiel om de
vloeistofdruk te ontlasten. Houd een
opvangbak klaar om het afgevoerde
water in op te vangen.
De pomp spoelen vóór het
eerste gebruik
De pomp is getest met water. Als het water de
vloeistof die u gaat verpompen zou kunnen
vervuilen, spoel dan de pomp grondig met een
geschikt oplosmiddel. Zie Doorspoelen en
opslag op pagina 17.
Bevestigingen vóór de
installatie vastdraaien
Voordat de pomp voor het eerst gebruikt
wordt, moeten alle externe bevestigingen
worden gecontroleerd en aangedraaid. Volg
Koppelinstructies op pagina 18. Trek de
bevestigingen na de eerste gebruiksdag
opnieuw aan.
De pomp starten en instellen
1. Zorg ervoor dat de pomp goed geaard is.
Raadpleeg Aarding op pagina 9.
2. Controleer de aansluitingen om zeker te zijn
dat ze goed vastzitten. Gebruik een geschikte
vloeibare pakking voor alle mannelijke
draadeinden. Draai de vloeistofinlaat- en
uitlaatkoppelingen goed vast.
3. Plaats de aanzuigbuis (indien gebruikt)
in de te pompen vloeistof.
16
OPMERKING: Als de vloeistofinlaatdruk van
de pomp hoger is dan 25% van de uitlaatdruk,
zullen de kogels van de keerkleppen niet snel
genoeg op de zittingen komen, wat de
pompwerking inefficiënt maakt.
4. Plaats het uiteinde van de vloeistofslang
in een geschikte opvangbak.
5. Sluit het vloeistofaftapventiel.
6. Draai de knop van de luchtregelaar naar
buiten en draai alle zelfontlastende
hoofdventielen open.
7. Als de vloeistofslang een
doseermechanisme heeft, dient deze
geopend te blijven.
8. Pompen met overtoerenbeveiliging:
activeer de vul-/spoelfunctie door op de
vul-/spoelknop te drukken op de DataTrak.
9. Verhoog de luchtdruk met de luchtregelaar
langzaam zover dat de pomp net begint te
lopen. Laat de pomp langzaam lopen totdat
alle lucht uit de leidingen geperst is en de
pomp gevuld is.
OPMERKING: gebruik een zo laag mogelijke
druk om te vullen, net genoeg om de pomp
te laten lopen. Als de pomp niet volgens
verwachting vult, draai dan de luchtdruk
OMLAAG.
KENNISGEVING
Bij het vervangen van de Husky 1040: De
Husky 1050 werkt efficiënter dan de 1040.
Verminder de luchtinlaatdruk met ongeveer
20 procent om een gelijkwaardige
vloeistofoutput te behouden.
3A0552V