Gebruik/bediening
Installateursniveau (Code 113)
7.3.2.2
Het installateursniveau bevat parameters die mogelijkerwijs bij inbedrijfstelling moeten
worden aangepast aan de op locatie aanwezige condities.
De hier beschreven instellingen mogen uitsluitend door een vakman worden uitgevoerd.
De met (*) aangeduide parameters mogen bij de GENO-OSMO-X niet worden gewijzigd.
Parameter
Uitgangslogica
Vrijgave FO-pomp
RO1P1A1
Functie
Dosering RO1P2 en
RO1P3 (*)
Functie
Impulsuitgangen
Regelkleppen (*)
Functie
RO1V5/V6/V8
Functie
RO1V4/V7
Functie
Programmeerbare
uitgang
Redundantie
RO1P2/RO1P3 (*)
Bedrijfsduur bij
redundantie
Dosering werking +
spoelen (*)
Impulsdeler
RO1P2/RO1P3
Uitgangslogica
Pot.vrij contact
Waarschuwing
64 | 104
Instelbereik
Opmerking
De pot.vrije contactklemmen 12/13 van de besturing moeten
Maakcontact
met de klemmen 1/2 van de frequentieomzetter verbonden zijn
Verbreekcontact
– pomp aan, indien contact gesloten.
Impuls
Als uitgangssignaal ter aansturing van de doseerpomp(en) is
alleen Impuls toegestaan.
N.C.
Maakcontact
N.O.
Verbreekcontact
Als uitgangssignaal ter aansturing van de regelkleppen
Stap
concentraat-afvoerkanaal en concentraat-terugvoer is alleen
Step toegestaan.
Relais
Relais = gereserveerd voor latere toepassingen.
Aansluitklemmen 22/23 zijn omschakelbaar:
RO1V6
RO1V6 = by-pass (gaat open bij het niet bereiken van
min.niveau BB1CL3, gaat dicht bij het overschrijden van
niveau BB1CL2).
RO1V5
RO1V5 = vermenging is altijd geopend als de hogedrukpomp
draait.
RO1V8
RO1V8 = membraanontgassing (wordt bij bedrijf aangestuurd).
RO1V4 = eerste permeaat
RO1V4
RO1V7
RO1V7 = lediging van de by-pass
Duur
Duur = uitgang geeft continu 24 V DC uit.
Schakelvermogen max. 5 W
Contact gaat dicht bij Start RO1P1
Bedrijf
Droogloopbeveiligin
Contact gaat open bij niet bereiken min.niveau BB1CL1.4 en
g
gaat dicht bij overschrijden BB1CL1.3
Als er twee doseerpompen voorhanden zijn:
Pompen vervullen verschillende doseertaken.
Nee
Ja
Pompen vervullen dezelfde doseertaak en werken redundant.
1...6...9 h
De doseerpomp loopt ofwel alleen tijdens de
permeaatproductie ofwel ook nog aanvullend tijdens het
spoelen aan het einde van de productie.
Dosering alleen tijdens permeaatproductie (een of twee
Nee
doseerpompen).
P2
Twee doseerpompen voorhanden en P2 loopt aanvullend
tijdens het spoelen.
P3
Twee doseerpompen voorhanden en P3 loopt aanvullend
tijdens het spoelen.
Beide
Er zijn twee doseerpompen voorhanden en beide lopen
aanvullend tijdens het spoelen.
1...99
Instellingen voor antiscalant (geldig voor beide
impulsuitgangen)
MT 4010
1
10
MT 4000
Schakelgedrag meldcontact klemmen 8/9.
Contact gaat dicht bij het optreden van een melding.
Maakcontact
Verbreekcontact
Contact gaat open bij net-Uit of bij het optreden van een
melding.