Opnamen maken
De opnamefuncties instellen
Schakelen tussen functies
In de opnamefunctie kunt u opnamen maken. In de weergavefunctie kunt u
opnamen weergeven of verwijderen.
Tussen de opnamefunctie en weergavefunctie schakelen
• Druk op de Weergaveknop om van de opnamefunctie over te schakelen op de
weergavefunctie.
• Druk op de Weergaveknop of druk de ontspanknop tot halverwege in om van
de weergavefunctie over te schakelen op naar de opnamefunctie.
Een opnamefunctie selecteren
De opnamefuncties worden geselecteerd door de virtuele functiekiezer op te
roepen.
Er zijn 6 verschillende opnamefuncties.
Programmafunctie
A
H
(standaard-
Picture-functies
instelling)
Nachtopnamefunctie
B
Filmopnamefunctie
C
Panorama
F
Assist-functie
Digitale filterfunctie
D
1
Druk op de vierwegbesturing (23)
in de opnamefunctie.
De virtuele functiekiezer verschijnt.
2
Selecteer met de vierwegbesturing (23)
een functie.
Het symbool van de geselecteerde
opnamefunctie wordt vergroot weergegeven.
Wanneer u [Picture Mode] of [Digital Filter] selecteert, drukt u nogmaals
op de vierwegbesturing (5) voor meer instellingen. Zie bladzijde 58
voor nadere bijzonderheden.
3
Druk op de OK-knop.
Het pictogram voor de geselecteerde opnamefunctie verschijnt en de
camera is gereed om opnamen te maken.
U kunt alle functies instellen en opnamen maken. blz.54
De instellingen worden aangepast aan de situatie.
Er zijn 7 verschillende Picture-functies.
(De standaardinstelling is H .)
Voor het maken van opnamen in het donker,
bijvoorbeeld 's nachts.
Voor het maken van filmopnamen.
Voor het maken van panoramaopnamen.
Voor het maken van opnamen met een kleurfilter
(de standaardinstelling is zwartwit).
blz.55
blz.57
blz.58
blz.60
blz.62
Program
OK
OK
4
37