Probleem
Niet
De autofocus kan moeilijk
scherpgesteld
scherpstellen op het
onderwerp
Onderwerp bevindt zich niet
in scherpstelveld
Onderwerp is te dichtbij
De scherpstelfunctie is
ingesteld op q
Met flitser
Onderwerp is te ver weg in
gemaakte
een donkere omgeving
opname is donker
(nachtopnamen, enz.)
Achtergrond is donker
Flitser gaat niet af De flitsfunctie is ingesteld
op Off (uit).
De opnamefunctie is
ingesteld op C,
serieopnamen of s
Oorzaak
Onderwerpen waarop moeilijk automatisch kan
worden scherpgesteld, zijn onder andere:
onderwerpen met weinig contrast (blauwe hemel,
witte muren), donkere voorwerpen, voorwerpen
met fijne patronen, snel bewegende voorwerpen
en landschappen die worden bekeken van achter
een raam of door een net. Stel scherp op een
voorwerp dat zich op dezelfde afstand als het
onderwerp bevindt, houd de scherpstelling vast
(door de ontspanknop tot halverwege in te
drukken), richt op het onderwerp en druk de
ontspanknop helemaal in.
Breng het onderwerp binnen het kader
(scherpstelveld) in het midden van het LCD. Als
het onderwerp zich niet binnen het scherpstelveld
bevindt, stelt u eerst scherp op het onderwerp.
Houd de scherpstelling vast (door de ontspanknop
tot halverwege in te drukken), kies de gewenste
beelduitsnede voor de opname en druk de
ontspanknop helemaal in.
Stel de scherpstelfunctie in op q. (blz.40)
Wanneer de scherpstelfunctie is ingesteld op q,
worden normale opnamen onscherp.
Opname wordt donker als onderwerp te ver weg
is. Maak opname binnen bereik van flitser.
Als u een opname maakt van een persoon tegen
een donkere achtergrond, kan de persoon helder
zijn terwijl de achtergrond donker is, omdat het
flitslicht de achtergrond niet bereikt. Stel de functie
B op het scherm met de virtuele kiezer in om
ervoor te zorgen dat zowel de persoon als de
donkere achtergrond helder zijn. (blz.57)
Stel de flitsfunctie in op automatisch of b.
(blz.42)
Bij deze functies gaat de flitser niet af.
Oplossing
7
99