4.3
Plaats van installatie
Als de droger bij ongunstige omgevingsomstandigheden wordt geïnstalleerd kan dit het
condensatievermogen van het koelgas van de droger beschadigen, en leiden tot overbelasting van
de compressor, verlies van efficiëntie en prestatie van de droger, oververhitting van de motoren
van de condensorventilator, defecten aan elektrische onderdelen en aan de droger ten gevolge
van verlies van de compressor, defect aan de motor van de ventilator en aan elektrische
onderdelen. Dit soort defecten kan gevolgen hebben voor de lopende garantie.
Installeer de droger niet in omgevingen met corrosieve chemische producten, explosieve of giftige
gassen, stoomverwarming, in ruimten met hoge temperaturen of met een excessieve hoeveelheid
stof en vuil.
Gebruik geen water om brand in de nabijheid van of in de droger te blussen.
Minimale installatievereisten :
Kies een schone, droge, stofvrije ruimte, beschermd tegen weersinvloeden.
De ondergrond moet glad en horizontaal zijn en moet het gewicht van de droger aankunnen.
Minimale omgevingstemperatuur +1°C.
Maximale omgevingstemperatuur +45°C.
Garandeer een adequate verversing van de koellucht.
Laat aan iedere zijde van de droger wat ruimte vrij om een goede ventilering te garanderen en eventuele
onderhoudswerkzaamheden te vergemakkelijken.
De droger behoeft niet aan de ondergrond te worden bevestigd.
Houd de ventilatieroosters vrij.
Vermijd hercirculering van de koellucht.
Bescherm de droger tegen luchtstromen of forcering van de koellucht.
10 – NL
Installatie
RD 6.A – 168.A & RD 190.1 – 240.1