8. MONTAGERICHTLIJNEN EN INSTALLATIEVOORSCHRIFTEN VOOR HET WATERZIJDIG GEDEELTE
8.1 Algemeen
De Remeha ketel OD 15C wordt in losse delen geleverd.
De afmetingen zijn zodanig, dat alle delen via een nor-
male toegangsdeur in het ketelhuis kunnen worden
gebracht. De bemanteling en de apparatuurdelen worden
in verpakkingseenheden geleverd. De ketel kan even-
tueel zonder bemanteling in bedrijf gesteld worden. Later
kan de bemanteling zonder demontage van de wateraan-
sluitingen worden aangebracht.
8.2 Ketelmontage
De installatie van de ketel mag alleen door een erkende
installateur plaatsvinden, overeenkomstig de door Reme-
ha samengestelde montagehandleiding. De installatie
moet voldoen aan de veiligheidseisen voor centrale ver-
warmingsinstallaties (NEN 3028 en NEN1078 - GAVO
1987) of NEN 2078. De plaatselijke voorschriften van de
energiebedrijven dienen te worden nageleefd.
9. INSTALLATIEVOORSCHRIFT VOOR DE ELEKTROTECHNISCHE INSTALLATEUR
9.1 Algemeen
De elektrische aansluitingen en -voorzieningen moeten
worden uitgevoerd volgens NEN 1010 en de voorschrif-
ten van de plaatselijke energiebedrijven. De elektrische
aansluitingen dienen overeenkomstig de meegeleverde
en de in par. 9.6 weergegeven schema's te worden uit-
gevoerd.
De bedrading dient overeenkomstig NEN 1010 in door-
voerbuizen of kabelkanalen gelegd en op deugdelijke
wijze aan het toestel gemonteerd te worden. Alle aan te
sluiten onderdelen dienen voorzien te zijn van een deug-
delijke aarding.
9.2 Elektrotechnische gegevens
Voeding
Maximale zekeringswaarde : 10/16 A
Aansluitkabel
Stuurspanning
Maximale zekeringswaarde : 6 A
Verbindingskabel
: 320/400 V - 50 Hz.(brander)
: 2
mm
2
1/2
: 220 V - 50 Hz
: 1
mm
2
1/2
8.3 Wateraansluitingen
De wateraansluitingen bevinden zich aan de achterzijde
van de ketel. De aanvoer- en retouraansluiting bestaan
uit aansluitstukken met flens volgens DIN 2633.
Bij de unit-uitvoeringen worden voor deze aansluitstuk-
ken voorlas-tegenflenzen ø 150 mm meegeleverd. De
bovenste blindflens aan de voorzijde van de ketel is
voorzien van 3 x G
1/2
van de niveaubeveiligingselektrode en dompelbuizen. Het
retouraansluitstuk is voorzien van een G
waarin een vul- en aftapkraan wordt gemonteerd.
De ketel moet voorzien zijn van een veiligheidsklep, die
qua afmeting en plaatsing dient te voldoen aan de eisen,
zoals gesteld in NEN 3028/1986 (art. 10.3 en 12).
9.3 Brandschakelaar
Overeenkomstig NEN 3028 dient buiten de stookruimte
een zgn. brandschakelaar te worden gemonteerd om in
geval van calamiteiten de voeding naar het toestel te
kunnen verbreken.
9.4 Niveaubeveiliging
De niveaubeveiligingsautomaat is ondergebracht in het
Remeha bedieningspaneel. De niveaubeveiliging is ver-
grendelend uitgevoerd en de elektrode wordt gemon-
teerd in de bovenste blindflens van het gietijzeren ketel-
blok.
Technische gegevens:
Fabrikaat
Type
Voeding
Opgenomen vermogen : 5 W.
Elektrode spanning
Werkgebied
14
remeha OD 15C
" draadgaten voor de montage
" draadgat,
3/4
: Dungs.
: DWEB 53E.
: 230 V - 50 Hz.
: 42 V (AC).
: ca. 0,5 en 1,5 mA (AC).