Onderhoud / Vervanging
7.3
Het bedrijfsvloeistofreservoir vervangen
22
De in te bouwen netvoeding in de omgekeerde volgorde inbouwen.
Gevaar voor vergiftiging door contact met stoffen die schadelijk zijn voor de ge-
zondheid.
Het bedrijfsvloeistofreservoir en de onderdelen van de pomp kunnen giftige stoffen uit
de verpompte media bevatten.
Het bedrijfsvloeistofreservoir conform de geldende voorschriften afvoeren. Veilig-
heidsinformatieblad op aanvraag of op www.pfeiffer-vacuum.com
Gevaar voor de gezondheid of milieuverontreiniging door verontreiniging verhinde-
ren door passende veiligheidsmaatregelen.
De onderdelen voor de uitvoering van de onderhoudswerkzaamheden ontsmetten.
Vullen met bedrijfsvloeistof
Het bedrijfsvloeistofreservoir is met toereikende bedrijfsvloeistof gevuld.
Geen aanvullende bedrijfsvloeistof bijvullen.
De vacuümpomp uitschakelen, op atmosferische druk beluchten en laten afkoelen.
De vacuümpomp indien nodig uit de installatie verwijderen.
De flensopeningen afsluiten met de oorspronkelijke beschermkappen.
De turbopomp rechtop zetten.
11
34
11
Deksel
34
Binnenzeskantschroef
Het deksel aan het desbetreffende lagereinde van de turbopomp met de zeskantsleu-
tel losschroeven. Let op de lagerring en de O-ring!
Het bedrijfsvloeistofreservoir met behulp van een pincet demonteren.
De verontreinigingen van de turbopomp en het deksel met een schone, pluisvrije doek
verwijderen. Geen reinigingsvloeistof gebruiken!
Nieuw bedrijfsvloeistofreservoir in de turbopomp installeren. De viltschijf met de twee
neuzen moet naar het midden van de pomp zijn gericht.
Het bedrijfsvloeistofreservoir kan bij HiPace™ turbopompen tot aan de aanslag in de
houder worden geïnstalleerd.
Het deksel met een nieuwe O-ring vastschroeven.
– Aanhaalmoment: 2.0 Nm ± 10 % Nm.
Het bedrijfsvloeistofreservoir van het tegenovergestelde lagereinde analoog vervan-
gen.
WAARSCHUWING
39
39
Bedrijfsvloeistofreservoir