5. Voorbereiding vóór de meting
5. 1 Controle van de batterijspanning
Zet de bereikschakelaar in een willekeurige positie, behalve "OFF"
zonder de voedingskabel met de stekker te verbinden.
Als het batterij-icoontje rechts bovenaan op het scherm nog maar 1
segment (
Is het batterij-icoontje leeg (
dan de onderste limiet van de bedrijfsspanning. Nu kan de
nauwkeurigheid niet meer verzekerd worden.
Er mag geen meting uitgevoerd worden, ook niet als de TEST-
knop ingedrukt is. Zie hoofdstuk voor het herladen en vervangen
van de batterij en ga overeenkomstig tewerk.
5. 2 Aansluiten van de meetsnoeren
Verbind het meetsnoer stevig met de connectorklem op het toestel.
Verbind de lijnprobe (rood) of de lijnprobe met krokodillenklem (rood)
met de lijnklem, het aardingssnoer (zwart) met de aardingsklem en
het veiligheidssnoer (groen) met de veiligheidsklem.
Het veiligheidssnoer moet niet aangesloten worden als de
veiligheidsklem niet vereist is. Zie punt 6.11.1voor meer details i.v.m.
het gebruik van de veiligheidsklem
GEVAAR
Bij het indrukken van de TESTknop wanneer de bereikschakelaar
in een willekeurige stand staat, behalve "OFF", kunnen er hoge
spanningen op de meetsnoeren gegenereerd worden en is er gevaar
voor een elektrische schok.
Verbind noch het aardingssnoer (zwart) noch het veiligheidssnoer
(groen) met de lijnklem.
Lees aandachtig punt "1. Veiligheidswaarschuwingen".
) weergeeft, is de batterij bijna uitgeput.
), dan is de batterijspanning lager
21