DEEL III
WERKING van de kabelscanner
1.Selecteer ''Length&Reflections'' met de
draaischakelaar en druk vervolgens op
Het scherm ''Length Calibration'' verschijnt.
2.Verbind de kabel met gekende lengte met het
toestel en programmeer de lengte via de
toetsen
/
. De kabel moet open of
kortgesloten zijn aan het verre uiteinde.
3. Druk op
. De ijking is geslaagd wanneer
de nieuwe NVP gedurende ± 1 sec. wordt
weergegeven, evenals de C in subscript
achter het woord ''length'', plus het teken
Anders verschijnt gedurende ± 1 sec. het teken
voordien ingestelde NVP (indien de berekende NVP buiten het bereik 0.5 – 0.99 valt door een
verkeerde lengte-instelling).
Opmerking:
Elke andere handeling dan een druk op
De geprogrammeerde NVP (C in subscript achter het teken ''length'') blijft in het geheugen totdat
een nieuwe NVP manueel gecorrigeerd wordt of totdat het toestel op zijn standaardwaarden gereset
wordt (standaard-NVP = 0.69).
4. IDENTIFICATORS – KABEL-IDENTIFICATIE
Testprocedure
Identificators worden gebruikt om de juiste kabelconnector te identificeren in bedradingsdozen,
verdeeldozen e.d. In deze modus decodeert het toestel welke van de identificators verbonden is met
het verre kabeluiteinde.
Er zijn 28 identificators beschikbaar voor een snelle en eenvoudige kabelidentificatie.
.
Scherm voor NVP ijking
instelling van een gekende kabellengte
.
samen met de lengte gemeten op basis van de
annuleert de ijkprocedure.
22
ijking geslaagd