DEEL III
WERKING van de kabelscanner
De overeenkomstige kabels, het type en de
afstand tot aan de fout (indien beschikbaar)
kunnen bekeken worden via de toetsen
. Tijdens de weergave van de fouten
verschijnt het teken .
Is de test geslaagd maar zijn er bijkomende
aansluitingen gedetecteerd die niet bepaald zijn
in het geprogrammeerde kabeltype, dan
verschijnt het volgende:
- de tekens
en
- het identificatienummer indien beschikbaar
- de paren verbonden volgens het
geprogrammeerde type
Met de toets
kan men schakelen tussen lengte en identificatienummer (indien beschikbaar).
De overbodige kabel- en paarverbindingen
kunnen bekeken worden met de toetsen
. Tijdens de weergave verschijnt het teken .
Opmerking:
Als er geen afstandsmodule verbonden is met het verwijderde kabeluiteinde, verschijnt de indicatie
? Remote.
Connectors #1 - #5 zijn van toepassing op alle types van kabels.
Connectors #6 - #15 zijn enkel van toepassing op kabels die de 4 paren gebruiken.
De volledige test kan niet uitgevoerd worden als de BNC uitgang geselecteerd is.
3. LENGTE EN REFLECTIES
Met deze functie kan men nauwkeurig de kabellengte en de kabelkwaliteit meten. De grootste
weerkaatsingen (tot 3), veroorzaakt door kabelbeschadigingen, verkeerde impedantie of welke
reden dan ook, kunnen eveneens opgespoord worden.
Er zijn verschillende toepassingen waarbij men deze test kan gebruiken:
- controle van nieuwe kabels op mogelijke schade
- controle van kabellengten
- plaatsbepaling van kabelproblemen (onderbroken, kortgesloten, beschadigde kabel)
- controle van de aansluitingen en kwaliteit van de verbindingspunten
De ingebouwde reflectometer verschaft informatie over de afstand en de amplitude van weerkaatste
impulsen. Dit vergemakkelijk het bepalen van het kabelprobleem.
en
test geslaagd, afscherming gebroken of niet verbonden
test voorwaardelijk geslaagd, ongeselecteerde aangesloten
draden 1,2,3,6 gedetecteerd
en
test voorwaardelijk geslaagd
paar is niet bepaald in het geselecteerde kabeltype)
16
(
paar 2 is aangesloten. Het