REMKO RM
Indienstname
AANWIJZING
De indienstname mag slecht
door speciaal opgeleid
vakpersoneel uitgevoerd
worden en overeenkomstig te
documenteren.
Nadat alle bouwdelen aangesloten
en gecontroleerd zijn, kan de
installatie in werking genomen
worden. Ter beveiliging van de
overeenkomstige functies dient
voor de overgave aan de gebruiker
een functiecontrole doorgevoerd
te worden, om eventuele
onregelmatigheden tijdens de
toestelwerking te onderkennen.
OPGELET
Controleer beslist voor
indienstname de
samenhorigheid van de
elektroen koelmiddelleidingen!
De aansluitingen van de
enkele kring mogen niet
onderling verwisseld worden.
Een verwisseling van de
plaatsen van stuur- en
koelmiddelleidingen kan fatale
gevolgen (compressorschade)
hebben!
De indienstname van de
afzonderlijke kringen dient
achtereenvolgens en steeds
in de volgende volgorde te
gebeuren.
28
Functiecontrole en
testloop
Controle van volgende punten.
Dichtheid van de
■
koelmiddelleidingen.
Gelijkmatige loop van
■
compressor en ventilator.
Afgave koude lucht aan
■
binnentoestel en verwarmde
lucht aan buitendeel in
koelwerking.
Functiecontrole van het
■
binnentoestel en alle
programmaaflopen.
Controle van de
■
oppervlaktetemperatuur van de
zuigleiding en doorgave van de
verdamperoververhitting. Hou
U aan de temperatuurmeting
van de thermometer aan de
zuigleiding en trek hier de
aan de manometer afgelezen
kookpunttemperatuur van af.
Dokumentatie van de
■
gemeten temperaturen in
indienstnameprotocol.
Functietest van de
werkingsmodus koelen
1. Neem de afsluitkappen van de
ventielen.
2. Begin de indienstname, waarbij
de afsluitventielen van het
buitendeel kortstondig geopend
worden, tot de manometer een
druk van ca. 2 bar aanduidt.
3. controleer de dichtheid van
alle geplaatste verbindingen
met lekzoekspray of gepaste
toestelen.
4. Heeft U geen lekken
vastgesteld, open de
afsluitventielen door te draaien,
in tegenwijzerzin, met een
zeskantsleutel tot aan de
aanslag. Werden ondichtheden
vastgesteld, dient de foutieve
verbinding opnieuw geplaatst
te worden. Een nieuwe
vacuümcreatie en droging is
beslist noodzakelijk!
5. Schakel de architectonische
hoofdschakelaar resp. de
zekering in.
6. Schakel het toestel via de
afstandsbediening in en kies
de koelmodus, maximaal
ventilatortoerental en laagste
theoretische temperatuur.
7. Meet alle vereiste waarden,
breng deze onder in het
indienstnameprotocol
en controleer de
veiligheidsfuncties.
8. Controleer de toestelsturing
met de in hoofdstuk
„bediening" beschreven
functies.
Timer,
temperatuurinstelling,