Materiaal aanbrengen
Probleem
Rafelige randen bij het gieten.
Ruw materiaaloppervlak
bij het gieten.
VOORBEELDEN:
Bij correcte toepassing ontstaan volle, rechte lijnen met scherpe randen, met de juiste kleur, dikte en breedte,
een goede hechting aan de ondergrond en met uniforme reflectie-eigenschappen.
Onvoldoende hechting (opbollend
materiaal aan het begin van de lijn)
Ruwe, streperige lijn
Gasbellen in de lijn.
Rafelige randen en gaten in de lijn
333160L
Oorzaak
Gietschoen is vuil.
Materiaal is te koud
Markeersnelheid te hoog
Materiaal is te heet.
Vocht op wegoppervlak
Ruw wegoppervlak
Materiaal in gietschoen is bijna op
ti14507a
• Materiaaltemperatuur te laag
• Snelheid van de ThermoLazer
te hoog
• Rommel op de weg
• Oppervlaktetemperatuur te laag
ti14508a
• Rommel op het oppervlak
• Korsten van oververhit materiaal
• Rommel is blijven steken
in gietschoen
• Materiaal dekt een verhoging
ti14509a
in het wegdek niet af
• Vocht of oplosmiddel
op het oppervlak
• Materiaal is oververhit
ti14510a
• Materiaaltemperatuur is te laag
• Snelheid van de ThermoLazer
te hoog
ti14511a
Opheffen van storingen
Oplossing
Reinig VOORZICHTIG de gietschoen.
De uitstroomopening en de zijplaten
van de gietschoen moeten schoon en
vrij van resten zijn.
Warm het materiaal op zoveel
als nodig.
Verlaag de snelheid van
de ThermoLazer.
Verwarm het materiaal minder.
Laat het vocht op het wegoppervlak
opdrogen.
Maak de weg vlakker.
Vul materiaal bij.
• Verhoog de materiaaltemperatuur.
• Verminder de snelheid van
de ThermoLazer.
• Maak de weg vrij van rommel.
• Wacht tot de oppervlakte-
temperatuur voldoende toeneemt.
• Verwijder storend materiaal van
het oppervlak.
• Verlaag de materiaaltemperatuur.
• Maak de gietschoen vrij van
storend materiaal.
• Stel de lijndikte van de gietschoen
beter af.
• Verwijder oplosmiddel
van het oppervlak.
• Verlaag de temperatuur
van het materiaal.
• Verhoog de materiaaltemperatuur.
• Wacht tot omgevingscondities
veranderen zodat er minder vocht is.
• Verlaag de snelheid van de
ThermoLazer.
39