Breng de mobiele regeleenheid naar de werkpositie [d].
Herhaal de eerder beschreven handeling totdat de tweede hiel volledig is losgemaakt.
Tijdens het breken van de hiel kan de gereedschapskop (18, afb. G) worden
neergelaten zodat deze niet in de weg zit.
6.4.2 DEMONTAGE
Tubeless-banden kunnen op twee manieren worden gedemonteerd:
Als de band niet moeilijk te demonteren is, gebruikt u, nadat de
hiel is losgemaakt, de hielbrekerschijf om tegen het binnenvlak
van de band te duwen totdat beide hielen van de velg komen ( Zie
afb. H).
Met Super-single of zeer harde banden kan de hierboven
beschreven procedure niet worden gebruikt. Het haakgereedschap
moet als volgt worden gebruikt:
Verplaats de arm van de gereedschapshouder naar het buitenvlak
van de band.
Breng de mobiele bedieningseenheid naar de werkpositie [c].
Draai het wiel en beweeg tegelijkertijd het haakgereedschap naar
voren om het tussen de velg en de hiel te plaatsen totdat het aan
de hiel is verankerd (zie afb. I).
Verplaats de rand 4-5 cm van het gereedschap en zorg ervoor dat
deze niet loskomt van de hiel.
Verplaats het haakgereedschap naar buiten totdat de referentiepunt
zich bij de buitenrand van de velg bevindt.
Breng de mobiele bedieningseenheid naar de werkpositie [b].
Steek de hendel (17, afb. I) tussen de rand en de hiel aan de
rechterkant van het gereedschap.
Druk op de hendel en laat het wiel zakken om de rand van de velg
ongeveer 5 cm van het haakgereedschap te brengen.
Draai het wiel tegen de klok in en druk op de hendel totdat de hiel
volledig is verwijderd.
Verplaats de arm van de gereedschapshouder naar de
niet-werkende positie en verplaats deze vervolgens naar het
binnenvlak van het wiel.
Breng de mobiele bedieningseenheid naar de werkpositie [d].
Draai het haakgereedschap 180° en steek het tussen de rand en de
hiel (zie afb. L). Verplaats het totdat de hiel bij de rand van de
velg is (het beste om dit te doen met het wiel draaiend).
Verplaats de rand ongeveer 4-5 cm van het gereedschap en zorg
ervoor dat de haak niet loskomt van de rand.
Breng de mobiele bedieningseenheid naar de werkpositie [b].
Verplaats het haakgereedschap zodat de referentiepunt ongeveer 3
cm binnen de rand is.
Steek de hendel (17, afb. I) tussen de velg en de hiel aan de
rechterkant van het gereedschap.
Druk op de hendel en laat het wiel zakken om de