Nederlands
FCS-3
Waarschuwingslichten
De LEDs voor de richtingaanwijzers rechts en links kunnen telkens in
serie op twee uitgangen van de schakeling worden aangesloten. Het
aan- en uitzetten van de richtingaanwijzers bij het afbuigen van het
voertuig is echter niet mogelijk.
Wanneer de bus langer dan 10 seconden bij een halteplaats stilstaat
interpreteert de schakeling deze stop als een bushalte: de LEDs voor de
richtingaanwijzers worden tot het signaal voor verder rijden, echter
maximaal 1 minuut, op „alarmlichten" geschakeld. Krijgt de bus binnen
een minuut geen signaal om verder te rijden dan worden de
richtingaanwijzers en de achterlichten uitgeschakeld (stroomspaar-
mode). Bij het wegrijden na het stoppen bij de bushalte worden de
LEDs voor de richtingaanwijzers aan de linkerkant kort ingeschakeld.
Bij stopplaatsen waar geen alarmlichten gewenst zijn (b.v. bij
verkeerslichten of voorrangswegen) moet de bus binnen minder dan 10
seconden het signaal verder rijden krijgen. Na zo'n (korte) stop worden
de LEDs voor de richtingaanwijzers aan de linker kant niet
ingeschakeld.
Motoraansturing
Het in het voertuig aanwezige reedcontact wordt op de schakeling
aangesloten, bovendien wordt een extra reedcontact ingebouwd. De
schakeling beïnvloedt dan het rijgedrag van de motor: na een stop rijdt
het voertuig langzaam weg. Als het voertuig met het voorste
reedcontact over de stopspoel rijdt remt het langzaam af en stopt
wanneer het achterste reedcontact op de stopspoel komt. Als de
reedcontacten niet op de schakeling aangesloten worden dan is de
aansturing van de achterlichten en de alarmlichten bij het stilstaan niet
mogelijk.
Seite 52