2.9 Positionering externe sonde
De externe sonde wordt bij voorkeur tegen de noord-, noordoostwand geplaatst, of tegen de wand
tegenover het grootste volume van de woonruimte. De sonde wordt nooit 's ochtends blootgesteld aan
zonlicht, en liefst, voor zover dit mogelijk is, nooit aan direct zonlicht; voorzie een bescherming, indien nodig.
De sonde wordt in ieder geval nooit gemonteerd in de nabijheid van vensters, deuren, ventilatieopeningen,
schoorstenen of warmtebronnen die de lezing kunnen vervalsen.
Nota: De maximaal toegelaten lengte voor het elektrisch snoer dat verwarmingsketel en externe sonde
verbindt is 50 m. Het gebruik van een gemeenschappelijke kabel met 2 geleiders is toegelaten.
Fig. 12
16
Fig. 11
N
N W
ARENA 30 A