NEDERLANDS
79
80
81
82
3.
Steunen aan de korte schoor op de
achterkant van de zaag met telkens
één zeskantschroef (79), twee bor-
gringen (80) en een zeskantmoer
(81) vastschroeven.
79
80
81
3
Tip:
De oppervlakte van de verleng-
plaat moet parallel en op dezelfde
hoogte ten opzichte van de oppervlak
van de tafelplaat liggen.
Rijvoorziening monteren
Nr.
Benaming
Rijvoorziening
83
84
Zeskantschroef M6 x 16
85
borgring 6,4
86
Zeskantmoer, M6
De rijvoorziening wordt aan de achterste
benen van de zaag vastgeschroefd.
1.
Aan iedere houder van de rijvoorzie-
ning (83) twee zeskantschroeven
(84) met borgringen (85) van de
achterkant doorsteken.
2.
Van binnen telkens twee borgrin-
gen (85) opsteken en zeskantmoe-
ren (86) opschroeven.
3.
Houders zo uitlijnen dat de rollen
ongeveer 1 mm boven de bodem
zweven als de zaag op alle vier
benen staat.
10
84
85
83
4.
Zeskantmoeren aantrekken.
Transportgreep monteren
Nr.
transportgreep
87
88
Zeskantschroef M6 x 16
89
borgring 6,4
90
Zeskantmoer, M6
De transportgrepen worden aan de voor-
ste benen van de zaag vastgeschroefd.
1.
Aan iedere transportgreep (87) twee
zeskantschroeven (88) met borgrin-
gen (89) van voren doorsteken.
2.
Transportgrepen zo monteren dat
Aantal
de buizen naar beneden kunnen
1
worden geklapt.
4
3.
Van binnen telkens twee borgrin-
gen (89) opsteken en zeskantmoe-
8
ren (90) opschroeven.
4
Opbergschroeven monteren
Nr.
Zeskantmoer M6
91
92
Schroefhaak M6
93
Borgring 6,4
Als laatste montagestap worden nog
twee schroefhaken als bergplaatsen
voor toebehoren zijdelings aan de voor-
ste benen vastgeschroefd:
1.
Telkens
ongeveer 10 mm op een schroef-
haak (92) draaien.
2.
Een borgring (93) op de schroef-
haak steken.
3.
Schroefhaak door de boring aan het
been steken en met een borgring
(93) en een zeskantmoer (91) vast-
schroeven.
86
Benaming
Aantal
2
4
8
4
89
88
90
87
Benaming
Aantal
4
2
4
een
zeskantmoer
(91)
91
92
Schroefverbindingen vasttrekken
•
Controleert u de schroefverbindin-
gen van het apparaat. Trekt u de
schroefverbindingen met geschikt
gereedschap goed handvast aan.
7.1
Netaansluiting
B
Gevaar! Elektrische spanning
•
Gebruik het apparaat uitsluitend
in een droge omgeving.
•
Het apparaat mag uitsluitend wor-
den aangesloten op een stopcon-
tact dat aan de hierna volgende
voorwaarden voldoet (zie ook
"Technische gegevens"):
− De
stopcontacten
reglementair geïnstalleerd zijn
en een goedgekeurde aarding
hebben.
− netspanning
en
moeten overeenstemmen met
de waarden op het typeplaatje
van het apparaat;
− de stroomkring dient vakkun-
dig beveiligd te worden met
een differentieelschakelaar die
aanslaat bij een lekstroom van
30 mA;
− Systeemimpedantie Z
het doorgeefpunt (huisaanslui-
ting) ten hoogste 0,35 Ohm.
3
Aanwijzing:
Het energiebedrijf of uw elek-
tromonteur vertellen u graag of uw
huisaansluiting aan deze bepalingen
voldoet.
•
Het snoer moet zo gelegd worden
dat de zaagwerkzaamheden niet
bemoeilijkt worden, en dat het
snoer niet beschadigd kan wor-
den.
•
Het snoer moet beschermd wor-
den tegen hitte en bijtende schei-
kundige vloeistoffen. Zorg dat het
snoer niet beschadigd kan wor-
den door scherpe voorwerpen.
•
Gebruik als verlengkabel alleen
kabels met rubbermantel en vol-
93
moeten
-frequentie
aan
max.