Integratietijd voor de binnenste regelkring
Alleen gebruikt als o56 = of 3
Deze waarde mag alleen door getraind personeel veranderd worden
Veiligheidswaarde voor lage temperatuurreferentie
Alleen gebruikt als 056 = 3
Deze waarde mag alleen door getraind personeel veranderd worden
Diversen
Adres
Als de regelaar deel uitmaakt van een netwerk, dient deze regelaar voorzien te
worden van een adres dat weer kenbaar gemaakt moet worden aan de 'gateway' .
Deze instellingen kunnen alleen gemaakt worden als de regelaar voorzien is van een
datacommunicatiemodule en aangesloten is op een netwerk. Voor installatie-infor-
matie zie document 'RC8AC'
Het adres kan worden ingesteld tussen 0 en 119
Het adres wordt verzonden naar de gateway als deze parameter in de positie 'ON'
staat. (na enkele seconden verspringt de instelling automatisch weer naar 'OFF')
Ingangssignaal voor verschuiving van de referentie
Selectie van functie en signaalbereik.
0: Geen signaal
1: Verschuiving van referentie voor temperatuurinstelling met 0-0 mA
: Verschuiving van referentie voor temperatuurinstelling met 4-0 mA
3: Verschuiving van referentie voor oververhitting met 0-0 mA
4: Verschuiving van referentie voor oververhitting met 4-0 mA
(1-4 of 0 mA geeft geen verschuiving. 0 mA verschuift de referentie met de bij r06
ingegeven waarde).
5: Geforceerde klepopening met 0-0 mA
6: Geforceerde klepopening met 4-0 mA.
(5-6: 4 of 0 mA zal de klep geforceerd sluiten. Bij 0 mA mag de klep 100% open. Met
een signaal lager dan 0 mA zal de klepopening zo begrensd worden dat de klep-
opening van de PI regeling niet groter wordt dan deze waarde)
Frequentie
Instelling voor de netfrequentie
Selectie van signaal voor weergave op het display
Hier wordt geselecteerd welk signaal standaard wordt weergegeven in het display.
1: Oververhitting
: Openingsgraad van het ventiel
3: Temperatuur aan S3 sensor
(Als tijdens bedrijf kort op de onderste knop van de regelaar wordt gedrukt, staat in
het display; de S3 temperatuur als een 1 is gekozen, de referentie voor de oververhit-
ting als is gekozen en de referentie voor de temperatuur als 3 is gekozen).
Handmatige bediening van uitgangen
Voor servicedoeleinden kunnen de individuele relaisuitgangen en de ETS uitgang
geforceerd bediend worden. Dit kan alleen als de regeling gestopt is.
OFF : geen handmatige aansturing
1: Uitgang voor de magneetklep is AAN
: Uitgang voor de magneetklep is UIT
3: Alarmuitgang is geactiveerd (verbinding tussen klemmen 1 en 13 is gemaakt).
4: Geforceerde klepopening met een 0-0 mA signaal (0=gesloten, 0=open)
5: Geforceerde klepopening met een 4-0 mA signaal (4=gesloten, 0=open)
Bij 4 en 5 zijn de relais voor de vloeistofklep en alarm uit.
Bij een instelling anders dan '0' , wordt parameter 045 actief en kan de ETS handmatig
bediend worden.
Handbediening ETS klep
Wanneer o18 is geactiveerd (1-3) kan "o45" de klepopening voor de ETS worden
ingesteld.
Werkgebied voor de drukopnemer
Afhankelijk van de toepassing, wordt een drukopnemer met een bepaald werkgebied
gebruikt. Dit werkgebied (bijv. -1 tot 1 bar) moet in de regelaar ingegeven worden.
Bij deze parameter wordt de minimale waarde ingesteld.
De maximale waarde van de drukopnemer wordt hier ingesteld.
Selectie van regelmethode
Afhankelijk van de toepassing kan de regeling op basis van verschillende parameters
worden uitgevoerd.
De 3 mogelijkheden zijn te zien in appendix 4.
1=normale regeling
=met binnenste regelkring and T0
3=met binnenste regelkring en S4 min T0
6
Manual RS8CX610 © Danfoss 11-006
n44
TnT0 sec
n45
Min.Lim.Ref.
Miscellaneous
Na installatie van een datacommu-
nicatiemodule kan de regelaar op
dezelfde manier worden bediend als
de andere ADAP-KOOL regelaars.
o03
-
o04
-
o10
AI A type
o1
50 / 60 Hz
(50=0, 60=1)
o17
Display mode
o18
Manual ctrl
o45
Manual ETS OD%
o0
MinTransPres.
o1
MaxTransPres.
o56
Reg. type
EKC 316A